het terrein wel zeer oppervlakkig en onvoldoende zijn waarge nomen. Dit kan blijken zoodra een dergelijk terrein door een anderen waarnemer werkelijk is doorkruist. Voorbeelden hiervan vindt men in de kaarten van de exploraties van Abendanon, waar bij de reeds herhaaldelijk door hem zelf genoemde slechte eigen schappen van een zijner verkenners wel zeer duidelijk aan het licht zijn gekomen blijkens nieuwe opnemingen van het Bosch wezen moeten schijnbaar nauwkeurig in tranches weergegeven bergcomplexen zoowel in ligging als in vorm geheel worden ge wijzigd. Maar ook de hoogtelijnen-voorstelling van het Bosch wezen kan hier en daar, vooral verder van de meetlijn af, aan merkelijk worden verbeterd aan de hand van doorsteken van het Mijnwezen of van verkenners van den Generalen Staf. D. Metingen met kleine instrumenten. Terwijl bij deze metingen de hoeken nog wel een voldoende nauwkeurigheid hebben, zijn de afstanden in den regel bepaald door schatten, in enkele gevallen door passen te tellen. Ondanks de groote bedrevenheid van vele verkenners en patrouilleerende militairen in het schatten van afstanden, moet men steeds met de mogelijkheid van fouten rekening houden. Deze fouten betref fen niet alleen den totalen afstand maar ook tenzij de meetlijn, zooals bij een rintis, volkomen recht is - het algemeene azimuth. Immers, zoodra van een weggedeelte, dat van de algemeene rich ting afwijkt, de afstand verkeerd is geschat, wordt het verdere stuk van de meetlijn evenwijdig aan zichzelf verplaatst en indien zich dit herhaalt, verkrijgt het eindpunt hierdoor een ander azimuth ten opzichte van het begin. Daardoor is het noodig, een meting met kleine instrumenten zooveel mogelijk in te passen tusschen betere gegevens, zooals dit voor metingen langs de kust op blz. 359 e.v. is beschreven. Op dezelfde wijze worden ook metingen in het binnenland zooveel mogelijk tusschen bekende punten van de zeekaart of andere punten ingepast 1). Goede metingen, die tot dit type behooren, zijn gelukkig zeer talrijk. Hiertoe behooren bijvoorbeeld vele militaire patrouille- 481 Een voorbeeld van een dergelijke weinig volmaakte tranche-teekening is op plaat I weergegeven in de ruggen h'-f'-g. Uit de meetlijn n-o-p blijkt reeds, dat de ruggen zich te vier in de vlakte voortzetten. De meting met kleine instrumenten e'-f-g' laat eveneens zien, dat de helling van een dezer ruggen steiler moet zijn, maar tevens, dat bij g' een diep rivierdal ligt, dat blijkbaar bij het ontwerpen der tranche-teekening niet is opgemerkt. Met behulp van deze correcties is op de definitieve schetskaart de tranche- teekening gewijzigd, waarbij de algemeene vorm zooveel mogelijk is ge handhaafd. 1) Zie ook O. Wand, Die Konstruktion topographischer Karten auf Grund von Routenaufnahmen. Mitt. d. Reichsamts f. Landesaufn. 1938.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 57