De tweede beschouwingswijze, die hulp kan geven bij het ver
vormen van een kaartschets, is de geographische.
Uit de kaart, uit beschrijvingen en afbeeldingen, uit geologische
werken enz. kan men zich een beeld vormen, zoowel van de
geomorphologie als van de bewoning van het terreinbij de ver
vorming kan men hier rekening mee houden. Weliswaar moet
ook deze methode met groote voorzichtigheid worden gehanteerd.
De geografische gegevens zelf zijn in den regel ook schaarsch en
onzeker, zoodat het geografische beeld uiteraard schematisch moet
blijven in geen geval mogen dan ook reëele, zij het onzekere,
gegevens van de kaartschets genegeerd en geheel veranderd
worden volgens dit schema. Helaas zijn daar in de geografische
literatuur voorbeelden genoeg van. Later blijkt dan meestal, dat
de eerst verwaarloosde gegevens meer waars bevatten, dan het
aanvankelijke schema en de werkelijkheid gecompliceerder en
gevarieerder is dan men dacht; een schema, dat uit gebrek aan
gegevens is opgesteld, heeft meestal maar een zeer voorbijgaande
waarde
De groote beteekenis van de geografische beschouwingswijze
komt dan ook pas tot uiting in die gevallen, waarin men een
zekere vrijheid heeft in de wijze van vervorming en de keuze
tusschen verschillende mogelijke vervormingen of schetsmatige
voorstellingen. Dan zijn er tal van geographische regelmatigheden
(wetten is hiervoor een te sterk woord), die in de details een
juistere terreinvoorstelling kunnen geven.
Geographische beschouwingen worden ook gebruikt, indien ter-
reinvormen wel in de geographische literatuur worden beschreven,
maar niet op de kaartgegevens zelf voorkomen. In deze gevallen
moet worden getracht, de beschreven vormen met kartografische
middelen weer te geven, waarbij echter 'de onzekerheid duidelijk
tot uitdrukking moet komen, daar uit een beschrijving meestal
wel de vorm, maar minder goed de nauwkeurige ligging op de
kaart valt af te leiden. Hetzelfde doet zich voor bij terreinvormen,
die op afbeeldingen voorkomen. Waar in dergelijke gevallen de
onzekerheid te groot is, moet men zich behelpen met in woorden
de aanwezigheid der beschreven terreinvormen op de kaart te
vermelden.
485
Een voorbeeld hiervan is het zuidoostelijk gedeelte van onze kaart. Van
de hier in rood geteekende schets moet het westelijk deel blijkens het
gemeten punt p (in blauw) en de rivieren bij k' (in bruin) naar het n.o.,
de oostelijke rivier blijkens de ligging van den top h op de zeekaart naar
het n.w. worden verplaatst. Het tusschengelegen gebied is regelmatig
verkleind in de richting oost-west en vergroot in de richting noord-zuid.
Op de kaart A van plaat I zijn 'gemakshalve de uit de geografische
literatuur overgenomen beschrijvingen reeds op hun juiste plaats (in bruin) in
de kaart vermeld. Hieraan is de terreinvoorstelling van den vulkanischen
ringwal l-f-e, de regelmatige kegelvorm van den vulkaan a, de meer
ingesneden top e en het noordelijk deel van de ketens en g ontleend.