490 10. DE VERDEDIGING VAN EGYPTE, 1914—1918 EN THANS (V) door v. H. Toen de aanval op het Suezkanaal van Januari-Februari 1915 was afgeslagen, kwam de critiek los. Wat de hoofdzaken betreft is zij samen te vatten in de vraag verdedigt Egypte het kanaal of het kanaal Egypte. Was het stellen van die vraag gewettigd Naar het uiterlijk wel. Maar overigens Mochten de toeschouwers aannemen, dat de geheele Britsche legerleiding en het War Office incluis bestonden uit een stel zoo „domme jongens", dat die vraag bij hen nooit zou zijn opgekomen Wij die het verloop achteraf heb ben beschouwd en dus ook de factoren kennen, die dien toe schouwers uiteraard niet bekend waren, wij weten nu, dat zij wel anders hadden gewild doch niet anders konden en waarom niet. Ook weten wij nu, dat zij nog verder zagen. En terecht. Want reeds in den vorigen wereldoorlog stond of viel een ongestoord gebruik van het Suezkanaal met de verdediging van Egypte en het behoud van de orde en rust aldaar met het bezit, althans het ontzeggen aan den vijand, van de omliggende gebieden. Thans is het niet anders het geldt veeleer nog sterker dan in de jaren 1914-1918. Zoo staat de strijd in N.-Afrika niet los van dien in het oosten van het werelddeel. En, breekt de oorlog op den Balkan eenmaal goed los 1), dan zal er een onverbrekelijk verband bestaan tusschen alle krijgs verrichtingen om het oostelijk deel van de Middellandsche Zee. Het is dus nooit juist geweest, de actie in Lybië te betitelen als een „side-show". Men zou dien naam hoogstens mogen bezigen bij een vergelijking met den slag om Engeland, den slag, die eerst in de lucht en nu al maanden in alle grimmigheid ter zee wordt gevoerd. Maar hoe het zij, wij zullen er weer aan moeten wennen, te land niet te denken in stellingen en terri toir alleen. Het behoud of verlies daarvan is niet hoofdzaak. Hoofdzaak is de vemietinging van den tegenstander. Daarom dan geen bij de pakken neerzitten wanneer onze bondgenooten ergens een stelling ontruimen, territoir prijsgeven of een slag verliezen, maar ook geen uitbundig gejuich, wanneer zij den vijand knauwen. Men spare zijn kelen voor den laatsten, den beslissenden slag. Want die zal ons zijn In verband met het voorgaande nog iets over berichtgeving. De winnaar maakt gaarne gewag van zijn winst, de verliezer ongaarne van zijn verlies. b De lezer zal hieruit ontwaren, dat de schrijver zijn gedachten reeds eenigen tijd vóór de huidige „crisis" aan het papier toevertrouwde. (Red.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 66