slechts naar behooren kan vervullen wanneer hij medewerking heeft van de Arabieren. Maar, onder de intellectueelen onder hen gist het reedser is al een afscheidingsbeweging. Djemal krijgt daar de lucht van en tracht haar met geweld te onder drukken. (Nu men daar toch eenmaal mee bezig is, krijgen de Joden en Christenen tegelijk een deel.) Dat dit niet strookt met de oogmerken der Duitschers is wel duidelijkzij, die de ge- heele Mohammedaansche wereld zoo gaarne via Turken en Arabieren tegen de geallieerden in het harnas zouden jagen, zien zich in hun plannen gedwarsboomd. De eerste klap is voor de Engelschen. In den nacht van 12 op 13 Februari zet de Minerva op de zuidpunt van het schiereiland een half bataljon aan wal ter versterking van het aldaar gelegerd, door de Turken bedreigde garnizoen van Tor (zie schets 4), be staand uit 150 Egyptische soldaten. Te zamen overvallen zij den vijandwat niet sneuvelt wordt, op een paar man na, gevangen genomen. Daarmede is het groote gevaar van het strooien door de Turken van mijnen in de Golf van Suez afgewend. In dezelfde dagen gaan de oorspronkelijk in de delta gelegerde Britsche troepen, die tijdens den aanval de reserves aan het kanaal hebben versterkt, terug naar de omgeving van Cairo om daar verder te worden geoefend. Vrij algemeen is men de meening toegedaan, dat zij binnenkort in het vuur moeten worden ge bracht. Het schijnt toch, dat de Turken hun aanval spoedig zullen herhalen. Op 21 Februari neemt de bestuurder van een Fransch watervliegtuig te Bir Seba 30.000 man waar. Twee dagen later blijkt uit een andere verkenning, dat ook te Nakhl er Bir Hassana nog vijandelijke troepen liggen. Den dag daarop zet de Fransche kruiser Decaix bij Akaba een detachement aan land dat de Turksche bezetting verjaagt. De geallieerden blijven dus actief en zijn op hun hoede. De plannen, die zij koesteren omtrent het vooruitschuiven van hun voorste lijn worden dan echter plotseling ondersteboven gegooid door het betrekken, te Londen, van Egypte in de operatiën tegen de Dardanellen en, later, Saloniki. Het spreekt vanzelf dat ook het Turksche optreden op groote schaal daarvan den invloed ondervindt. De kleine handelingen gaan echter voorloopig onge stoord verder. Aan Turksche zijde leidt von Kress de ondernemingen in zijn tentenkamp te Ibni, 8 uur van El Arish. Zij gaan alle uit van de punten, waar nog een bezetting is achtergelaten, El Arish, Bir el Abd, Bir Djifdjaffa en Nakhl, en maken voorts gebruik van nog verder vooruitgeschoven plaatsen, waar in bronnen of putten eenig water is te vinden en zich doorloopend partijgangers ophouden, die de bewegingen der Engelschen nauwlettend gade slaanKatia tegenover Port Said en Kantara, Er Rigm tegenover de Bittermeren, Bir Mabeioek tegenover Suez. Die ondernemingen 492

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 68