zijn niet van grooten omvang de grootste telde volgens Schwarte, 175 manEngelsche bronnen spreken echter zelfs van 400 a 500 man. Daarom zijn zij niet minder gevaarlijk. Onder leiding van von Kress' helpers overste Lauffer, de majoors Hunger en Fischer en de kapiteins Maschmeijer en Gulach en ten slotte van von Kress zelf, richten zij zich in een enkel geval tegen de Britsche troepen doch meestentijds tegen het kanaal, waar voor ook wel wordt gebruik gemaakt van Arabieren onder hun eigen hoofden. Een enkele maal stuiten de partijen op elkaar. Zoo op 22 Maart in de omgeving van Gurkha Post, n. van Kubri, terwijl des avonds Sjaloef wordt beschoten. Nog in den nacht rukt van daar een detachement uit dat niet minder dan 2% bataljons infanterie, 2 eskadrons cavalerie, eenige kameelruiters en een batterij artil lerie sterk is men vermoedt nml. te doen te hebben met de 400 a 500 man sterke voorhoede van een in Nakhl gesignaleerde troep van 4000 man. Moeilijkheden bij den overgang van het kanaal verijdelen het plan, den afstand tot 's vijands, 15 km naar het oosten gemelde stellingen bij duister af te leggen en de Turken bij het aanbreken van den dag te overvallen. Hoewel zij toch nog worden verrast, slagen de Engelschen er niet in, hen te vernie tigen. De cavalerie is wel uitgezonden om den terugtoohtsweg af te snijden, maar kan dien niet tijdig bereiken door den zach- ten zandgrond. In den nacht van 7 op 8 April slaagt een door een Duitsch officier geleide patrouille erin, het kanaal nabij Kantara te berei ken en er een mijn in te leggen. Britsch-Indische soldaten vinden den volgenden dag voetsporen en volgen die een 25 km de woestijn in, waar zij een groote pakkist aantreffen. Dan gaat men in het kanaal visschen en haalt, doch eerst den lOden, een mijn op. Nadat er tal van schepen over zijn gevaren Op 20 April heeft weder een onbeslist gevecht plaats op 20 km oost van Ismaila, terwijl denzelfden dag ook op andere punten troepen worden gesignaleerd, de sterkste komende uit de omge ving van Katia. Tegen het vallen van den avond stelt een lucht- waarnemer een vijandelijk kamp vast te Hawawish, ongeveer halverwege Kantara en Ferdan, en een 20 km oost van het kanaal. In den nacht verlaat een colonne van bataljon infanterie, 8 eskadrons cavalerie en een sectie Egyptische artillerie (berg- geschut op kameelen) Ismailia. (Men lette op de gansoh andere samenstelling van deze colonne in vergelijking met het eerder vermelde detachementde gedachte, dat het hier gaat om cava- lerie-werk breekt al baan). De voorgenomen overvalling mislukt wederom, ditmaal doordat ook de vijand zich na het invallen van de duisternis 'heeft verplaatst, naar Bir el Mahadah. Toch weten de Engelschen hem nog aan zijn kleed te komen, zij het dat zij zich ertoe moeten bepalen, zijn achterhoede een klap toe te 493

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 69