brengen. Volgens krijgsgevangenen was de Turksche troep voor
zien van mitrailleurs en berggeschut.
Tusschen 5 en 13 Mei 1915 leidt von Kress persoonlijk een
ondernemingzij leidt tot niets.
Den 30sten dier maand weet een patrouille van een 20 man
het kanaal te bereiken tusschen Ballah en Ferdan zij wordt door
vuur verdreven. Den volgenden dag treffen de Engelschen op
een km afstand van den waterweg een in het zand begraven mijn
aan.
Op 2 Juni wordt Kantara van grooten afstand met geschut
beschotende vijand vlucht voor een uitgezonden detachement,
laat daarbij een Turksch officier en een Arabier in handen van
de Engelschen.
Den laatsten dag van dezelfde maand boeken de Turken ein
delijk succesin het Kleine Bittermeer loopt de Holt-lijner
Teiresias op een mijn. Het schip zwaait om en verspert het geheele
kanaal. Het zinkt echter niet. Daardoor is het mogelijk, de ver-
keerstremming nog voor den avond op te heffen.
Dat is'voorloopig de laatste onderneming; de stijging van de
temperatuur maakt een verder optreden voor Europeanen voors
hands onmogelijk. Zij verdwijnen aan Turksche zijde bovendien
grootendeels naar de Dardanellen. Lastig maken het den Engel
schen nog slechts de Bedoeïnen. Berucht op dit gebied wordt
de Sjeikh Riskalla Salin. Hij sneuvelt echter den 23sten November
bij een treffen van zijn partijgangers met een eskadron Mysore
Lancers.
Thans is het echter tijd, eerst eens te bezien wat zich intusschen
ten zuid-oosten van Egypte en ten westen van het Suezkanaal
heeft afgespeeld.
Het Zuid-Oost-front I.
In 1914 beheerschten de Turken nog den geheelen oostelijken
oever van de Roode Zee. Nu is beheerschen wel wat sterk uitge
drukt, want dat ging niet verder dan dat de verschillende vorsten
en plaatselijke potentaten en potentaatjes het gezag van den
Sultan erkenden. Dat dit hier en daar heel niet ver reikte, dat
het veeleer ging om een elkander dulden, kunnen we verder
laten voor wat het was. Hier is alleen van belang, dat de Arabische
grooten in hun hart wel meer of minder aan Britsche zijde ston
den maar toch aanvankelijk niet zoo sterk, dat zij daarvoor een
hand uitstaken. Later veranderde dat, o.m. door de reeds ver
melde onderdrukking van de Arabieren. Maar bij het uitbreken
van den oorlog met Turkije op 5 November 1914 was het in elk
geval zoo, dat den Turken nog niet de handen waren gebonden
bij het gebruik van hun in Arabië gelegerde troepen.
Die bestonden uit vier divisies. Een daarvan hebben wij al
ontmoet, de 22e, die in de Hedjas lag en deel nam aan den eersten
494