de gezochte zich te Atapoepoe ophield. Van der Does besloot daarom, naar de kust terug te keeren. Tijdens den marsch derwaarts stuitte de spits op een tweetal te paard bereden lieden, waarvan er een, een Chinees het bleek Atjien Lok te zijn kon worden aangehouden de ander, een Timorees, wist te ontsnappen. Verder marcheerend werd de colonne eerst lastig gevallen door een bende gewapende Lidakkers, die zich naar Timoreesch ge bruik bepaalden tot tarten en schreeuwen zonder tot daden over te gaan, doch later door een nog talrijker bende, die de achter hoede beschoot. Onze mariniers en matrozen beantwoordden het vuur onmiddellijk, terwijl de gevangene onder dekking van eenige JavaansChe matrozen in de richting van Atapoepoe werd gezon den. (De wnd. resident was, vergezeld van een adelborst le kl. en 2 gewapende mannen, de colonne reeds na den aftocht van de eerste bende te paard vooruitgesneld.) In dat gevecht gaf van der Does een schitterend voorbeeld door zijn moedig gedrag en kundige aanvoering. Helaas werd hij aan zijn linkerbeen zwaar gewond, waarop een van zijn matrozen hem op den rug en onder dekking van zes anderen buiten de vuurzone bracht. Erger was, dat de troep er na het afslaan van den aanval met bloedige verliezen voor den vijand niet in slaag de, de verblijfplaats van den commandant te ontdekken. In de veronderstelling, dat hij in de richting van de kust was afgevoerd, zette men den marsch voort om te Atapoepoe te ontwaren, dat de gewonde blijkbaar op het terrein van den strijd was achter gebleven. Onmiddellijk werd van den schoener een nieuw detachement aan land gezet, dat in het binnenland de nasporingen voortzette en den volgenden dag aanraking kreeg met de matrozen, die den gewonde in veiligheid hadden gebracht hij zelf was er echter niet meer bij. Geheel machteloos door bloedverlies en onduldbare pijnen lij dend, had hij zijn mannen bij herhaling gesmeekt, een eind te maken aan zijn leven. In het begin hadden zij daaraan in het ge heel geen gehoor willen geven daar zij toen nog steeds de hoop koesterden, hem levend aan boord van den schoener te kunnen brengen. Ten leste zelf de uitputting nabij en niet langer in staat, hem door het zware terrein te dragen, hadden zij tenslotte van der Does' laatsten wensch ingewilligd. Tevoren had de matroos, dien hij had gelast, hem door het hoofd te schieten, nog moeten zwe ren, zoo hij niet dadelijk dood mocht zijn, zijn taak met de bajo net te voltooien. De hulpcolonne heeft zorg gedragen dat het aanvankelijk zoo goed mogelijk verborgen stoffelijk overschot van den heldhafti- gen officier onmiddellijk naar de kust bij Atapoepoe is overge bracht. 432

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 8