dan blijft, zoolang laatstgenoemde omstandigheid voortduurt, geen andere weg open dan het zwaartepunt van de verdediging te leggen in de luchtstrijdkrachten. In dit geval zouden we dan tot de volgende taakverdeeling onzer weermachtsdeelen komen. a. De ruggegraat van ons geheele defensiesysteem vormen de luchtsrijdkrachten, die niet te sterk kunnen zijn. b. De vloot heeft tot taak de actie op 's vijands verbindingen, de bescherming van onze handelsverbindingen en in samen werking met luchtstrijdkrachten de strategische verkenning en bewaking onzer uitgestrekte kusten en interinsulaire wateren. Daarnevens kan zij worden ingezet ter vertraging en belemmering van de actie van een in onze wateren binnendringende vijandelijke vloot. Tenslotte heeft zij aandeel in de kustverdediging. c. Ter beveiliging van Java, waarvan het bezit voor het op treden van luchtmacht en vloot onontbeerlijk is, dient het Java- leger, gesteund door de onder a. en b. genoemde weermachtsdeelen. d. Ter vertraging en belemmering van 's vijands doordringen naar het eiland Java, alsmede ter beveiliging van olievindplaatsen dienen de door legereenheden in de buitengewesten bezette defensie-objecten, welke tevens door hun ligging een steun vormen voor het optreden van de eigen luchtstrijdkrachten en vloot (zwak kere vloot en sterkere luchtstrijdkrachten tegen zwakkere lucht strijdkrachten en sterkere vloot in zeeëngten van beperkte breedte, en bij aanwezigheid van kustgeschut) B. De verdediging van de basis Java, en in verband daarmede enkele beschouwingen over de organisatie, bewapening en uitrus ting onzer infanterie-eenheden. Hierboven wezen we reeds op de noodzaak van het ongestoorde bezit van het eiland Java en op de taak, die deswege aan het veldleger zal moeten worden toebedeeld. Naast genoemde taak is het de insulaire gesteldheid van het hoofdeiland, welke de wijze van optreden van ons veldleger in hooge mate zal beïn vloeden. Doch ook het optreden des vijands zal hierdoor worden bepaald. Hij zal zich genoodzaakt zien tot het ondernemen van een landing, waaraan voor hem in de allereerste plaats de conse quentie is verbonden, dat hij zijn landingstroepen door nauwe zeeëngten moet aanvoeren tot vóór het door hem gekozen lan- dingspunt. Wanneer men bedenkt, dat voor den overtocht van één divisie ongeveer 40 transportschepen noodig zijn, kan men zich een denkbeeld vormen van de groote kwetsbaarheid van een op eenigszins groote schaal ondernomen actie. Deze kwetsbaarheid bereikt haar hoogtepunt op het moment, dat de vijand vóór het door hem uitgekozen landingspunt voor anker gaat, en blijft dit hoogtepunt behouden tot de landing van het geheel dan wel het eerste echelon haar beslag heeft gekregen. 560

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 30