Dat wij deze periode van hoogste kwetsbaarheid tot het uiterste moeten uitbuiten, spreekt vanzelf. Voor het veldleger vangt de verdediging dan ook aan de kust aan. Dat deze verdediging direct kan worden gevoerd, is gezien de ongunstige verhouding tus- schen de lange kustlijn van het hoofdeiland en de sterkte van ons leger uiteraard uitgesloten. De noodzaak, de indirecte methode van kustverdediging toe te passen, leidt tot het inrichten van verdedigingswerken op die punten, welke zich bij uitstek leenen voor een landing, of welker bezit den vijand groote voor deden zou bezorgen. Terwijl nu de bezetting dezer werken zich in geval van oorlog voor de taak gesteld ziet, een hardnekkige, passieve verdediging te voeren, zal het optreden van de hoofd macht zich juist door een zeer beweeglijk en offensief optreden kenmerken. We hebben hier te doen met twee tegengestelde taken, aanvallen en verdedigen, welke zoodanige, vaak tegenstrijdige eischen aan de bewapening en materieele uitrusting stellen, dat sommige bui- tenlandsche schrijvers in een dergelijk geval splitsing voorstaan in troepen, die zuiver voor de verdediging, en troepen, die uit sluitend voor den aanval zijn bestemd. Moeten ook wij dit vraag stuk onder de oogen zien En zoo ja, hoe moeten wij ons dan de oplossing indenken Kan de beantwoording van deze vraag bij legers van grooten omvang een ernstig punt van overweging vormen, voor ons kan deze kwestie bij de huidige sterkte van het leger slechts acade mische waarde bezitten. Die sterkte is relatief gering en dat dwingt ons er toe, op het moment der beslissing op de juiste plaats alle, maar dan ook alle beschikbare krachten samen te trekken. Dat wil dus zeggen, dat wij naar tijd en ruimte ook de, immers even zeer tot het veldleger behoorende, bezettingen der verdedigings werken moeten aantrekken, welke op dat moment werkeloos zijn, doordat bedoelde werken niet door den vijand worden bedreigd. Maar dit impliceert tevens, dat deze troepen naar gelang van de omstandigheden aanvallend of verdedigend moeten optreden. Geoefendheid, bewapening en uitrusting moeten daarop zijn inge steld, hetgeen dus beteekent, dat er geen wezenlijk verschil mag bestaan met de overige troepen van het veldleger. We hebben dan ook in de bezettingen van de verdedigingswerken niets anders te zien dan gewone eenheden van het veldleger, waaraan een speciale taak is toebedeeld. De vraag is thans, of deze speciale taak buitengewone eischen stelt aan de bewapening en uitrusting. Om een antwoord op deze vraag te vinden, moeten wij de mogelijke kenmerken van 's vijands optreden onder de oogen zien, en aan de hand daarvan nagaan, op welke wijze de afweer het best zal zijn verzekerd, om dan tenslotte te komen tot de keuze van de voor dezen afweer benoo- digde middelen. Laten we aannemen, dat het den vijand is gelukt, tot vlak 561

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 31