waaruit volgt dat A gelijk is aan 4,5 cm. Plaatsen we dus het
beeld b', dat als voorwerp dienst doet, 1,5 cm binnen het binnen-
brandpunt van het lenzensysteem en aanschouwen we dit beeld
uit het buitenbrandpunt dan vertoont zich een virtueel beeld B',
dat 4-maal zoo groot is als het oorspronkelijke en op een schijn
baren afstand van 24 cm vóór het oog ligt. Het resultaat is dus
geheel gelijk aan dat, verkregen met den cylinder van 24 cm
lengte het groote voordeel is echter, dat e.e.a. wordt bereikt met
een cylinderlengte van 6 cm en een diameter van 3,5 cm.
Het laatste systeem nu is toegepast bij het reflex-vizier. Uitge
gaan is van een „voorwerp", begrensd door een gezichtshoek van
13° 14' 232 °/oo- Deze gezichtshoek zal op 1000 meter afstand
een cirkel begrenzen met een middellijn van 231,997 rond 232
meter. Op 6 cm voor het oog wordt dan een beeld van dezen
cirkel gevormd met een middellijn van (0,06 1000) X 232
meter 13,92 mm.
Laatstbedoelde cirkel, geëtst op het glazen plaatje p (fig. 1),
zoodanig, dat het middelpunt in de optische as van den cylinder c
is gelegen, zou bij waarneming door de lens met het oog in het
buitenbrandpunt een vergroot beeld geven (naar wensch gere
geld), dat volkomen gelijkvormig zou zijn met den oorspronke-
lijken cirkel op 1000 meter afstand en waarvan de afmetingen,
als gevolg van de schijnbare diepte, waarop het virtueele beeld
wordt gezien, volkomen evenredig zijn met de werkelijkheid. Dit
impliceert, dat, wanneer een doel op den rand van den reëelen
cirkel is gekomen, dit eveneens het geval zou zijn op het gevormde
beeld van den cirkel in het vizier. Een doel in het middelpunt
van den werkelijken cirkel zou zich afteekenen in het middel
punt van den beeldcirkel. Bekijken we het beeld in het reflex
vizier, dan merken we direct op, dat de hierboven bedoelde cirkel
niet is uitgetrokken het waarom zal uit het navolgende blijken.
Het middelpunt van den cirkel is echter wel aangegeven, n.l. als
het snijpunt van het kruisje.
Opmerking. De juiste vergrooting van het beeld in het reflex
vizier is mij niet bekend. Aannemend echter, dat het wensche-
lijk is, het virtueele beeld te vormen op „den afstand van duidelijk
zien", d.i. 27 cm, dan kan met vrij groote zekerheid worden
aangenomen, dat een ongeveer 4-malige vergrooting als construc-
tieëisch is gesteld, zoodat het plaatje p met daarop het geëtste
beeld, op ongeveer 1% cm binnen den binnenbrandpuntsafstand
is gemonteerd. Bedraagt de beeldsafstand inderdaad 27 cm, dan
geeft toepassing van de lenzenformule voor de plaats van het
beeld een afstand 1, cm binnen den brandpuntsafstand van het
lenzensysteem. De juiste plaats, dus ook de schijnbare beelddiepte,
heeft echter voor de volgende beschouwingen geen waarde, zoodat
een nader onderzoek daaromtrent overbodig is.
569