7. HET NIEUWE VUURLEIDINGSYSTEEM VOOR DE KUSTARTILLEREE (VIII) door W. G. VAN VOSS, Kapitein der Artillerie. D. Het inschieten en het uitwerkingsvuur. Het inschieten heeft ten doel a. het brengen van het G.T. in de nabijheid van het doel, b. het door schieten verbeteren van de gegevens voor snelheid en c.q. koers. ad a. Het G.T. wordt in de nabijheid van het doel gebracht door eenige als regel 2 of 3 lagen af te geven en daarop telken male voor het volle bedrag van de opgegeven afwijking te corri- geeren voor afstand en voor zijdelingsche richting. (De wijze waarop dit geschiedt, is omschreven in het onderdeel E hierna.) Hiermede wordt doorgegaan tot de afwijking niet grooter is dan 300 mdaarbij zal tusschen twee opeenvolgende lagen een tijd verloopen van ongeveer 80" a 100". Is de grens van 300 m bereikt, dan is de afwijking in afstand zoo klein geworden, dat men verder afziet van verbetering van de schietgegevens op de aangegeven wijze alleenmen gaat daarom over op het door schieten verbeteren van de geschatte snelheid van het doel. ad h. Het verbeteren van de geschatte snelheid van het doel vindt op de volgende wijze plaats. Men neemt aan, dat het G.T. na aanbrengen van de correctie, welke voortvloeit uit de waarneming van de laatste laag, afgegeven voor het nabij het doel brengen van het G.T., op dat doel zou hebben gelegen. Hiervan uitgaand, geeft men 3 lagen af in een vuurtempo van 40". Men corrigeert niet voor de opgegeven waar nemingen, doch zet ze grafisch uit. Uit het verloop van de aan slagen t.o.v. de plaats van het doel wordt de snelheid van het doel bepaald. De wijze waarop dit geschiedt is eveneens onder E aangegeven. Het uitwerkingsvuur is te beschouwen als een voortgezet in- schietvuur. Er wordt gevuurd in een tempo van 20". Afhankelijk van de snelheid, waarmede het samenstel waarnemerwerk- 572

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 42