geeft den tijd aan, die verloopt tusschen het afgeven van de 2de en 3de laag. Van den waarnemer komen achtereenvolgens de volgende mel dingen binnen 3e laag 5 u. 250 m 4e laag 5 u. 300 m 5e laag 5.30 400 m Deze waarnemingen worden, met de VI van de klokcode in de koersrichting, uitgezet t.o.v. de punten 3, 4 en 5. Het naar de zoglijn toe loopen van de waarnemingen en ook het grooter worden van de afwijkingen duidt op een fout in de geschatte snelheid. Aangeteekend wordt, dat het uitzetten van de 4de laag reeds heeft plaats gevonden, voordat de waarneming van de 5de laag binnen is. Door het punt V trekt men de schootsrichting van de 5de laag de tij drek enaar treedt in werking. Uit het punt 2 wordt op het planchet een lijn getrokken, zoodanig dat de gemiddelde afwijking van de punten III, IV en V ongeveer gelijk is aan 0. Deze lijn snijdt de schootsrichting door het punt V in Va. De afstand 2-Va geeft nu een maatstaf (bij benadering) voor de werkelijke snelheid van het doel. Met behulp van een langs de lijn 2-Va gelegde rekenliniaal leest men i.v.m. het aantal verloopen tempo's, onmiddellijk de nieuwe snelheid af. Zij wordt opgegeven aan den koers- en snelheidsbepaler, die haar ontbindt in afstands verloop en doorzeiling, en ingesteld op den trefplaatsbepaler. Zoodra dit is geschied, geeft de tijdrekenaar op, hoeveel tempo's er zijn verloopen na het afgeven van de 5de laag. Met behulp van de rekenliniaal wordt het punt 5 nu voor het verschil in snelheid langs de koerslijn verplaatstmen verkrijgt zoo het punt 5a. De correctie van dit punt t.o.v. den aanslag V wordt opgemeten en aangebracht op den trefplaatsbepaler, waarna men overgaat tot uitwerkingsvuur. (Het punt 5a wordt gebracht op het punt V.) Verandert het doel tijdens het inschieten van koers, dan zal men opnieuw moeten beginnen, afhankelijk van het tijdstip, waarop de koers wijziging ondergaat. 3. Het uitwerkingsvuur. Het uitwerkingsvuur wordt afgegeven in een doorloopend salvovuur van 20". Men waarschuwt den waarnemer bij de eerste laag, dat er zal worden gevuurd. Indien de geoefendheid van de bediening en van den waarnemer het toelaten, wordt elke laag waargenomen. Is dit niet mogelijk, dan meldt de waarnemer de eerste, derde, vijfde laag enz. Op het planchet worden de waarnemingen van het uitwerkings vuur op overeenkomstige wijze geregistreerd als die, verkregen tijdens het inschieten. 577

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 47