ook een Amerikaansch militairisme bestaat, dat echter door ver
schillende oorzaken een heel ander karakter draagt dan het Euro-
peesehe. We zouden het bijna willen noemen een burgerlijk mili
tairisme, dat in de verte aan Zwitserland doet denken. De lang
durige strijd, eerst tegen Engeland, later tegen de Indianen, de
geïmproviseerde millioenenlegers van den grooten burgeroorlog
hebben immer den gewapenden burger op den voorgrond ge
plaatst. (Zoo was generaal George Washington van beroep niet
soldaat, doch landmeter. Zijn eerste „secretaris van oorlog", Knox
niet heelemaal te vergelijken met onzen minister van defensie
aangezien hij volgens de Amerikaansche grondwet slechts optreedt
als helper van den President, die alleen de verantwoording tegen
over het Congres draagt was trouwens een boekhandelaar uit
Boston, die gedurende den strijd tegen Engeland het bevel had
gevoerd over de artillerie.) Vandaar, dat de National Guards
van de verschillende staten, die direct onder de gouverneurs staan,
veel aan onze vroegere schutterijen doen denken. Vandaar ook,
dat er nog tal van plaatselijke vrijwilligerscorpsen bestaan, die
met eigen clubs, uniformen, tradities e.d.m. soms nog een belang
rijke rol vervullen in het politieke leven. Verklaart dit tevens,
waarom het „soldaatje spelen" den Amerikanen blijkbaar in het
bloed ligt We weten het uit de film bij alle mogelijke gele
genheden organiseert men parades met muziekcorpsen, vaandels
en andere paraphernalia.
In normale tijden kent men geen algemeenen dienstplicht, men
vindt het dan niet noodig. Maar nauw riekt de internationale
atmosfeer ietwat branderig of men voert hem practisch zonder
oppositie in.
De Unie is het land van de scherpe tegenstellingen, nog onder
lijnd door het particularisme van de verschillende staten. Zij zijn
naijverig op elkaar en immer geneigd, zich tegen het federale
gezag te verzetten en aan hun nationale gardes de voorkeur te
geven boven de federale krijgsmacht. Zij was, in tegenstelling tot
de marine, die uit den aard der zaak altijd een absoluut imperiaal
karakter heeft gehad, in veel opzichten het stiefkind, kon daar
door nooit zoo sterk op den voorgrond treden en werd althans
in tijden van vrede betrekkelijk klein gehouden.
De geschiedenis van de in 1802 opgerichte militaire academie,
waar de officieren voor het beroepsleger worden opgeleid, bewijst
dat wel heel duidelijk. Reeds in 1779 achtte George Washington
het noodzakelijk, dat er een opleidingsinstituut voor de artille
risten en genisten zou komen. In 1793 legde hij er in een bood
schap aan het Congres nog eens den nadruk op er kwam dan ook
een soort opleiding in het fort Westpoint aan de Hudson, niet ver
van New York. Het zou echter tot 1802 duren aleer President
Jefferson de wet tot stichting van een Federale militaire aca
demie teekende.
586