Met het officiersexamen is de studie voor den jongen Ame- rikaanschen officier echter volstrekt nog niet afgeloopen. De opleiding in Westpoint heeft slechts ten doel, hem algemeen mili tair en wetenschappelijk te vormen, waarmede dan de basis is gelegd voor de verdere gedetailleerde vakopleiding, die hem ge durende drie achtereenvolgende jaren in wintercursussen (van November tot Maart) wordt gegeven. In elk garnizoen heeft men daartoe speciale scholen z.g.n. post schools. Daarna is hij verplicht, een der Special Arms Schools te bezoe ken, waar hem de gelegenheid wordt gegeven, zich in de tech niek en tactiek van zijn eigen wapen verder te bekwamen. (Hiervan is de laatste jaren herhaaldelijk afgeweken in dien zin, dat vele pas benoemde officieren onmiddellijk „doorstoomden" naar de Special Arms Schools.) Het begrip wapen moet men hier niet al te nauw nemen. Er zijn nml. scholen voor de Infantery, Cavalry, Field Artillery (mob. art.), Coast Artillery (kust- en ld.art. Engineers, Signal Corps en Air Corps (hiervoor 3 Tactical, Technical en Engineering), maar ook en dat meer dan één voor het Quartermaster Corps, het Ordnance Depart ment en, hoewel uit den aard der zaak niet bestemd voor abitu riënten van Westpoint, Medical Department Schools en Chaplain's Schools. Aan elk dezer scholen worden verschillende cursussen gegeven, die vrijwel zonder uitzondering 9 maanden duren. Men heeft er althans v.w.b. de wapens in het algemeen leergangen voor „beginnelingen" en voor „gevorderden" en dan verder speciale cursussen, bijvoorbeeld in draadlooze telegrafie, in paardrijden, ook deze gesplitst in gewone en voortgezette cursussen. Merkwaardig voor ons is nog, dat een officier een wapenschool van een ander wapen kan bezoeken en daarna naar dat wapen kan overgaan. Boven de Special Arms Schools staat de General Staff and Command School te Fort Leavenworth. Zij leidt op voor de commandovoering over groote eenheden (divisiën en legerkorpsen) en het werk van den stafofficier. De Amerikanen stellen haar dan ook gelijk met de École supérieure de Guerre, hoewel haar cursussen slechts 10 maanden duren. Het aantal leerlingen be draagt normaal 225 officieren van de Regular Army en 50 van de National Guards en het korps Reserve Officers. Nog hooger staat het Army War College (Washington), waar negen maandsche leergangen worden gegeven in stafwerk in de grootste legereenheden, General Head Quarters en het War De partment, en bevelvoering over die eenheden. Hier staan o.m. politiek, economie en sociale wetenschappen op het programma voor de 90 officieren-leerlingen, afkomstig van de Regular Army en 6 a 10 van de Navy en het Marine Corps. Uit deze opsomming blijkt wel, dat de officieren in het algemeen worden gedwongen zich verder in hun vak te bekwamen. Ons 595

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 65