4. AANTEEKENINGEN UIT HET LEVENSBOEK VAN DE
WEERMACHT (n)
door
R. POSTHUMUS,
Res. Kolonel-tit. der Infanterie.
VAN DEN MEERDERE EN DEN MINDERE.
In den meerdere moet men gelooven.
Voor den meerdere is persoonlijkheid een onmisbare eigenschap.
Persoonlijkheid is een vorm van bewuste zelftucht en innerlijke
zelfbewustheid.
Persoonlijkheid vormt één der zuilen van de militaire tucht.
Zonder persoonlijkheid is een meerdere minder dan een per
sooneerder een lijdend voorwerp.
De meerdere is het orgaan van het gezagzonder eerbied voor
het gezag kan geen weermacht zich handhaven.
Aan den meerdere is de bevelsbevoegdheid toegekend, aan den
mindere de gehoorzaamheidsplicht.
Daarom, de mindere zij indachtig, dat 'hij niet als onbevoegde
moet trachten mede te bevelen.
Meerdere zijn beteekent„bevelen"en zich doen „ge
hoorzamen".
De meerdere heeft den plicht tot bevelen.
Bevelen is een beslissing nemen.
Om te beslissen moet men willen, maar om te willen moet men
weten.
De meerdere heeft niet alleen het recht, maar ook den plicht tot
straffen.
Tot straffen moet een meerdere zich altijd dwingen.
De meerdere zal zijn mindere opvoedenrichting geven.
Mindere, richt u daarom naar uw meerdere.
545