zijn opgesteld in nog intact gebleven kazermatten, zal het uiteraard
de vraag zijn, of de tanks hierin zullen slagen.)
Vermeldenswaard is in verband hiermede nog het door de Duit-
schers geopperde denkbeeld, tanks te construeeren, die hun doel
over den zeebodem, althans zich onder water voortbewegend,
bereiken. Hoewel het idee van deze onderzeetank om begrijpelijke
redenen zeer aanlokkelijk toeschijnt, is men er blijkbaar nog niet
in geslaagd, de aan de constructie verbonden technische moei
lijkheden op te lossen, hetgeen uiteraard nog niet wil zeggen, dat
men daarin, zelfs in den huidigen oorlog, niet zal slagen.
Het hiervoor onder a t/m d vermelde doet ons zien, dat de
verdedigende infanterie in zeer ruime mate moet zijn uitgerust
met pantserafweerwapenen. En gezien nu het feit, dat de bepant
sering der motorsloepen slechts van beperkte dikte kan zijn, zul
len dit in hoofdzaak wapenen van klein kaliber moeten en kunnen
zijn. Is de tankbuks hiervoor het aangewezen wapen N.o.m. niet.
Want wel zal het enkele schot van de tankbuks de wanden van
een sloep kunnen doorboren en daarbij tevens enkele manschap
pen buiten gevecht stellen, doch hierdoor zal noch de sloep tot
zinken worden gebracht (een enkel gat is gemakkelijk te stop
pen), noch zullen aan de inzittende bemanning noemenswaardige
verliezen worden berokkend. Gunstiger worden de resultaten voor
den verdediger, indien hij in korten tijd een groot aantal gaten
in de sloep weet te boren. Dit nu kan worden bereikt, indien wij
gebruik maken van zware mitrailleurs. Daarnaast hebben we dan
nog een voldoende hoeveelheid pantserafweergeschut noodig voor
de bestrijding van vijandelijke vechtwagens.
Ten aanzien van de vraag, of deze pantserafweermiddelen orga
niek bij de infanterie-eenheden van de bezettingen moeten wor
den ingedeeld, dan wel naar gelang van de behoefte door een
naasthoogere eenheid ter beschikking moeten worden gesteld, ver
wijzen wij naar de reeds eerder getrokken conclusie, dat voor
ons leger geen onderscheid mag worden gemaakt tusschen die
infanterie en die, behoorend tot de hoofdmacht. Dit beteekent
toch, dat de bezetting van het werk van huis uit beschikt over
de organiek ingedeelde pantserafweerwapenshun aantal kan
door ter beschikking stelling van pantserafweer-eenheden van een
hooger echelon zoo noodig worden vermeerderd. Speciaal moeten
hier de zware mitrailleurs nog nader worden genoemd. Voor zoo
ver deze wapenen tot de regimenten behooren, hebben zij in
beginsel tot taak, de bestrijding van vijandelijke vliegtuigen. Daar
om mogen wij ze niet bij voorbaat bestemmen voor bestrijding van
motorsloepen. De hiervoor te gebruiken zware mitrailleurs moe
ten dan ook door de legerleiding speciaal voor dat doel ter be
schikking worden gesteld.
We zijn hiermede echter nog niet uitgesproken over de bezet
tingen der kustwerken. Daarover meer in een volgend nummer.
(Wordt vervolgd).
563