12. UIT DEN VOLKSRAAD.
De Inheemsche militie.
Bij den Volksraad is ingediend het ontwerp eener dienstplicht
ordonnantie voor onderdanen-niet-Nederlanders in Nederlandsch-
Indië.
De memorie van toelichting vermeldt o.m.
612
Dadelijk na den inval in Nederland gaven breede kringen van inheemsche
en uitheemsche onderdanen spontaan uiting aan hun sterk verlangen, in
grooten getale en op den voet van dienstplicht foij leger en vloot te mogen
dienen.
De reeds lang bestaande wensch van de autochtone bevolking om deel te
nemen aan de verdediging van den geboortegrond te allen tijde door de
Regeering gewaardeerd vond nochtans naar Hare meening, binnen de
grenzen van de eertijds bestaande militaire behoefte, voldoende gelegenheid
tot verwezenlijking door middel van vrijwillige dienstneming bij de weer
macht.
Toen echter de internationaal-politieke omstandigheden een aanzienlijke
en te voren niet in die mate gedachte uitbreiding van de weermacht noodza
kelijk maakten, is de Regeering met het oog oip de zoo sterk tot uiting geko
men dienstbereidheid overgegaan tot het instellen van de zgn. Weerbaar
heidscommissie, welke de wegen zou hebben aan te geven, waarlangs het
land van deze bereidheid op de meest doeltreffende wijze profijt zou kunnen
trekken.
Met de meening van de commissie, dat het invoeren van een militiestelsel
op militair-technische gronden mogelijk is en om financiëele redenen de voor
keur verdient boven een uitbreiding van de weermacht met beroepspersoneel,
heeft de Regeering Zich kunnen vereenigen.
[Bedoelde militair-technische redenen worden hieronder nader uiteengezet.
Zooals reeds werd opgemerkt, dwingen de internationaal-politieke spanningen
in het gebied, waarvan Nederlandsch-Indië deel uitmaakt, tot een verdere
versterking der weermacht.
Vooropstellend, dat in 'die versterking zoowel vloot als leger naar even
redigheid behooren te worden betrokken, dient ongeacht den omvang,
welken in de toekomst de vloot en de luchtstrijdkrachten zullen hebben de
verdediging te land te beantwoorden aan de eischen van de hedendaagsche
oorlogvoering.
De jongste oorlogservaring heeft uitgewezen, dat moet worden gerekend
op snel verloopende operatiën, uitgevoerd door gemotoriseerde en gemecha
niseerde strijdkrachten voorts op aanvallen van door de lucht aangevoerde
landstrijdkrachten en ten slotte op het optreden van de z.g. „vijfde colonne".
Dergelijke ondernemingen kunnen, zelfs al zijn zij op betrekkelijk kleine
schaal opgezet, leiden tot ontwrichting van de voornaamste verbindingen en
tot verstoring van de in het binnenland gelegen, voor de oorlogvoering vitale
centra, als gevolg waarvan het geheele verdedigingssysteem dus ook de
actie van de vloot en het luchtwapen kan worden gedesorganiseerd.
Voren vermelde aanvalsmethoden nopen den verdediger, veel meer dan
vroeger, zorg te dragen voor een krachtige kustverdediging en een intensieve
bewaking en verdediging van het achterland, m.a.w. tot een aanzienlijke ver-