618 gaan met de toekenning van meer staatkundige rechten, doch de commissie ziet een dergelijk^ onverbrekelijk verband niet. Zij is bovendien van oordeel, dat de huidige tijdsomstandigheden er zich weinig toe leenen, staatkundige hervormingen door te voeren. Beslissend ten deze komt der commissie net argument voor, dat in de eerste plaats en zonder verwijl alle krachten dienen te zijn gericht op het behoud van het Koninkrijk en de bescherming van de veiligheid dezer gewesten. De versterking van het defensieapparaat moet thans de eerste en voornaamste zorg zijn. Indien zij wordt gekoppeld aan de toekenning van meer staatkundige rechten, zal zulks een onge- wenschte en in deze tijden onaanvaardbare vertraging ten gevolge hebben. Hoewel de verdere staatkundige opbouw van Nederlandsch-Indië een vraag stuk is, dat zeker alle aandacht verdient, zou de commissie het betreuren, indien de invoering van een Inheemsche militie aan dat probleem zou worden opgehangen. Wel is de commissie van oordeel, dat met alle ten dienste staande middelen ware te streven naar een opheffing van rasbarrières in het maat schappelijk en sociaal leven. Ongemotiveerde rasdiscriminatie staat de vorming van een sterk eenheidsfront en saamhoorigheidsgevoel in den weg. 20. Ook de toekenning van individueele politieke voordeelen aan de miliciens acht de commissie als lokmiddel voor het nieuwe instituut niet ?p,."'a?ar Plaats- T.a.v. toekenning aan de opgeroepen dienstplichtigen van individueele voordeelen in den vorm van vrijstelling van desadiensten en van betaling van pant jengelden spreekt de commissie de verwachting üit, "af 7 gelet op hetgeen in feite reeds alom t.a.v. vrijwillige Inheemsche militairen en kortverbanders geschiedt de adatrechtelijke practijk van zelf de noodig geachte voorrechten zal toekennen. 21. M.h.o. op de regionale oorlogstaak van de militieplichtigen komen voorshands Java en Madoera en enkele gebieden in de buitengewesten (Ambon en Manado) voor aanwijzing van een beperkte Inheemsche militie in aanmerking, terwijl later wellicht ook andere ressorten daarin zullen kunnen worden betrokken. Het reeds thans invoeren van de Inheemsche militie in andere ressorten dan Java en Madoera, Ambon en Manado zou door het onderzoek, dat daaraan vooraf dient te gaan, tot onaanvaardbare vertraging leiden. 22. Wat de recruteering betreft is de commissie van oordeel, dat de recruteeringsgrens ware te trekken bij degenen, die een vervolgschool of een gelijkwaardige schoolinrichting hebben doorloopen. De keuze van de te registreeren militieplichtigen kan in eerste instantie geschieden door den Regent, doch de oommissie meende geen bepaald stelsel te moeten aanbevelen voor de wijze, waarop deze keuze zal dienen plaats te hebben. Zij was van meening, dat de legerautoriteiten daarin, in overleg met het Inheemsche bestuur, dienen te worden vrijgelaten. Wel zullen aldus in den beginne verschillende stelsels, bij wijze van proef, toepassing vinden en zullen daarbij fouten worden gemaakt, doch dit biedt het voordeel, dat voor de verdere uitvoering de keuze kan worden bepaald op het stelsel, dat het beste heeft voldaan. Voorts was de commissie van oordeel, dat geen tijd mag worden opgeofferd aan een streven naar volmaaktheid op dit gebiednaar haar oordeel is hoofdzaak, dat de Inheemsche militie zoo spoedig mogelijk kan worden ingevoerd. 23. Wijders is de commissie t.a.v. de aanwijzing van het contingent van meening, dat m.h.o. op het physieke rijpheidsstadium van den gemiddelden Indonesiër de minimum leeftijdsgrens der opgeroepenen ware te stellen op 18 jaar en dat in ruime mate uitstel, c.q. vrijstelling van eerste oefening ware te verleenen aan hen, die voornemens zijn honger onderwijs te volgen, of in een bedrijf moeilijk kunnen worden gemist. Door het schier onuit puttelijk menschenmateriaal kan een soepele regeling geen bezwaar op leveren. 24. De commissie .achtte het raadzaam, door de bevoegde instantie de vraag in studie te doen nemen, of het wellicht aanbeveling verdient, om - ter voorkoming van klachten met het oog op den voor de zee-militie 'ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 90