b. óf bij voorbaat de noodige vervoermiddelen ter beschikking
stellen van den commandant van het werk, nog vóór hij met
zekerheid weet, of hij de betrokken troepen elders noodig zal
hebben of gelet op den tactischen toestand daarover ook maar
zal kunnen beschikken. Deze oplossing is echter in strijd met
het beginsel van spaarzaamheid in het gebruik van de beschikbare
middelen, i.e. de automobiele voertuigen van bijv. divisie- of
detachements-autotreinen.
De moeilijkheden, welke voortspruiten uit de gevallen onder
a. en b. vermeld, kunnen geheel worden ondervangen, door
de bezettingen der verdedigingswerken organiek van de noodige
vervoermiddelen te voorzien. Zij moeten dus gemotoriseerd zijn,
en daar haar optreden na het verlaten van de werken gelijk is
aan dat der (overige) veldbataljons, behoeft haar organisatie ook
met betrekking tot deze motorisatie geen verschillen te vertoonen
met die der overige infanterie-eenheden.
Wij zullen thans nagaan, hoe deze „overige" infanterie-eenheden,
welke tot de hoofdmacht of het gros behooren, moeten zijn geor
ganiseerd, willen zij haar taak onder de gunstigste voorwaarden
en met verzekering van het hoogste rendement ten uitvoer kunnen
brengen. Ook hierbij moeten wij weer uitgaan van de waarschijn
lijkste kenmerken van 's vijands optreden, en zijn landingspo
gingen tot aanknoopingspunt onzer beschouwingen nemen.
Hierboven hebben we reeds gezien, dat onze belangrijkste
objecten en landingsterreinen min of meer krachtig zullen wor
den verdedigd. Acht de vijand het bezit van een dezer punten
een rechtstreeks uit zee ondernomen aanval alleszins waard, en
vermeent hij, dat de omstandigheden voor hem zoo gunstig zijn,
dat redelijkerwijs succes te verwachten is, dan zal hij zeer ver
moedelijk een poging tot rechtstreeksche verovering wagen. Zijn
opzet zal hierbij zijn, de bezetting van het object te verslaan,
vóór zij door eenheden van de hoofdmacht wordt versterkt. Het
gaat hier dus om den factor tijd. Zoodra immers de A.B. onderkent,
met den vijandelijken hoofdaanval te doen te hebben, zal hij met
den meesten spoed het gros naar het bedreigde punt dirigeeren,
teneinde mede te werken aan het afslaan van de landingspoging,
dan wel om door een krachtig doorgevoerden aanval 's vijands
reeds gelande troepen in zee terug te werpen.
Echter kan de vijand ook besluiten, een landingspoging te
wagen op een niet door onze troepen bezet kustgedeelte. Tegen
over het nadeel, dat een zoodanig kustgedeelte zich geografisch
voor een landing minder goed kan leenen dan de door ons bezette
punten, staat voor den vijand het groote voordeel, dat hij niet
tegen een voorbereid vuurfront behoeft op te tornen. Ook biedt
een onbezet kustgedeelte hem meer kans voor verrassend op
treden. De vraag is, in hoeverre van verrassing door den vijand
sprake kan zijn. Wanneer we den langgerekten vorm van Java in
658