aantal jaarlichtingen en rekening houdend met het mobilisatie-
verlies, zoomede met het jaarlijksch verloop, veroorzaakt door
afkeuring, overlijden, vertrek uit Nederlandsch-Indië, enz. voor
welke factoren vrij nauwkeurige, aan de practijk getoetste cijfers
ten dienste staan kan het benoodigde jaarcontingent worden
vastgesteld. Gemakshalve kan een eenvoudiger methode voor het
berekenen van dit contingent worden toegepast. Stel, dat de
mobilisatiebehoefte door 13 jaarlichtingen moet worden gedekt,
hetgeen „normaal" is (vergelijk onze Eur. militie en het K.V.
stelsel), dan worden 3 jaarlichtingen beschouwd als niet beschik
baar te zijn voor de oorlogs-organisatiën, n.l. de jongste lichting
voor recrutenopleiding en 2 lichtingen te zamen voor mobilisatie-
verlies en jaarlijksch verloop. De 10 overige lichtingen te zamen
moeten dan de totale netto behoefte dekken, zoodat het jaarcontin-
gent gelijk is aan Vio van de behoefte volgens de oorlogs-orga
nisatiën. Heeft men b.v. 60.000 man in de oorlogsonderdeelen
noodig, dan is de jaarlichting 6000 man sterk. Volgens eerstge
noemde nauwkeuriger berekening bedraagt in dat geval het
jaarcontingent 6225 man.
Bij den opbouw van de oorlogsonderdeelen heeft men de keuze
uit twee methoden. De eerste isde jaarcontingenten na opleiding
te verdeelen over alle onderdeelen, zoodat zij eerst na 13 jaren op
volledige oorlogssterkte kunnen worden gebracht. Deze methode
heeft het voordeel, dat de opbouw gelijkmatig geschiedteen een
maal voor een bepaald onderdeel vastgesteld jaarcontingent is
gedurende een reeks van jaren niet aan verandering onderhevig,
aangenomen althans, dat de oorlogs-organisatie van dat onderdeel
niet inmiddels wordt gewijzigd. In het bijzonder bij de Inheemsche
militie, waarvan het regionale gebruik op den voorgrond staat,
spreekt dit voordeelieder jaar leveren de betrokken landstreken
een vast contingent en zullen de verschillende opleidingscentra
een gelijk aantal dienstplichtigen binnen hun poorten ontvan
gen, waardoor noch de behoefte aan instructiepersoneel, noch de
benoodigde legeringsruimte aan verandering onderhevig is.
De tweede methode, welke bij den opbouw zou kunnen worden
toegepast, omvat 'het jaar voor jaar naar urgentie uit het contingent
vormen van volledige oorlogsonderdeelen. Het voordeel van dit
systeem is gelegen in de omstandigheid, dat reeds een jaar na in
voering van den dienstplicht kan worden beschikt over een aantal
onderdeelen op volle oorlogssterkte. Uiteraard is de technische
uitvoering van dit systeem ingewikkeld, in het bijzonder bij een
beperkten Inheemschen dienstplicht, waarbij immers in iedere
landstreek verband bestaat tussChen het op te brengen aantal
weerbare jonge mannen en de belangrijkheid van dat gebied uit
het oogpunt van oorlogvoering. De internationaal-politieke om
standigheden zullen goeddeels bepalen, welke methode van op
bouw wordt gekozen. Het is niet noodzakelijk, aan een eenmaal
678