en de nieuwe benteng haar onderwerping aanbood dat de bouw van de versterking ongestoord zou kunnen verloopen. Alras bleek echter dat zulks niet het geval zou zijnSentot zelf mengde zich in de zaak. Reeds den 19den verscheen hij met eenige hon derden pradjoerits in het gezicht van de vestiging blijkbaar voor het uitvoeren van verkenningen, want de verwachte aanval bleef uit. Den 20sten December kwam het evenwel tot een gevecht dat onzerzijds werd geleid door kapitein van Ingen, daar majoor Bauer ongesteld was. 's Vijands macht was vrij aanzienlijk en bestond uit zijn beste soldaten. Majoor Bauer noemt „1200 man welgekleede en gewapende reguliere troepen", waarbij zich dan nog vele desalieden hadden aangesloten, behalve door Sentot, geleid door verscheidene pangerans, de beste aanvoerders. De aanval werd niettemin afgeslagen, hij kostte ons 6 gewonden, der tegenpartij een 20 dooden en gewonden. Hieruit en uit spionnenberichten viel al wel op te maken, dat dit niet het eind van den strijd zou zijn. Gemeld werd, dat Dipo- negoro zelf een aanval met sterkere krachten zou leiden. Deze berichten bleken een week later maar al te juist te zijn. In den morgen van 28 December 1828 kwam de vijand met een geduchte macht opzetten, die aldus majoor Bauers rapport „alvorens zich te verdeelen, verscheidene bewegingen maakte een gedeelte trok noordwaarts, een ander bleef bij de desa Toeroes, terwijl de grootste macht oostwaarts trok". Majoor Bauer zond kapitein van Ingen, die goed bekend was met het terrein bezuiden Nanggoelan-ketjil, „derwaarts met de flankeurs van de 19de Afdeeling, de Madoereezen, Manadoneezen, Javanen en cavalerie, een der beide stukken en een handmortier". „Zonder van den kapitein iets te vernemen, hoorde ik ineens een sterk vuur. Ik haastte mij daar naar toe en zag ongelukkig al spoedig de infanterie, cavalerie en barisans, alles door elkander, met achterlating van het stuk in de grootste verrassing terug komen." Majoor Bauer wist de terugvloeiende troepen tot staan te brengen, den vijand terug te drijven en het stuk te hernemen. Toen bleek dat kapitein van Ingen „met te veel drift" eenige hon derden vijanden had aangevallen, verslagen en vervolgd. Te laat had hij de troepen ontwaard, die uit het oosten op hem aanrukten. „Toen hij terug wilde komen ontstond er een verwarring, waarvan vijand al spoedig gebruik wist te maken en de onzen in een completen déroute te brengen." Onze troepen verloren 32 dooden, 12 meest zwaar gewonden en 2 vermisten de Barisan den Pangeran Prangwedono, een toemeng- goeng, vier dooden en een gewonde. Doch ook de verliezen van den vijand, wiens geregelde, meest met lansen bewapende troepen ongeveer 1500 man sterk moeten zijn geweest, waren zwaar. 646

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 3