bepaald regentschap gevraagd 5 abituriënten H.I.S. en 50 overigen, dan dient de regent uit de opgegeven jaarklasse aan te wijzen 25 abituriënten H.I.S. en 250 overigen. De niet-aangewezen rest van de betrokken jaarklasse is voor het verdere leven vrij van dienst plicht. Aangezien .de aanwijzing in handen is gesteld van de regen ten, wordt gebruik gemaakt van de plaatselijke kennis van bedoel de bestuursautoriteiten om onbillijkheden op het gebied van kost winning, studieplannen enz. zoo veel mogelijk te voorkomen. Niet ontkend mag worden, dat in deze werkwijze een nadeel kan schui len, omdat factoren, die de objectiviteit bij de aanwijzing kunnen beïnvloeden, niet geheel uitgesloten zijn. Anderzijds zal in een systeem, waarbij het lot den dienstplichtige aanwijst, geen plaats zijn voor beoordeeling van particuliere omstandigheden. Het is twijfelachtig of daarom een loting wel de voorkeur verdient. In normale omstandigheden moet de registratie van de aange wezenen ultimo December voltooid zijn, waarna afschriften van het aanwijzingsregister aan de betrokken instantie van het D.v.O. worden aangeboden. Met betrekking tot de aanwijzing van groepen met verschillende schoolopleiding rijst de vraag of een integrale aanwijzing uit de groep Inheemsche abituriënten van het Westersch lager onderwijs (Eur. lagere scholen, Holl.-Inl. scholen, Holl.-Chin. scholen en Scha- kelscholen) niet de voorkeur verdient. Het voordeel is gelegen in de kennis van de Nederlandsohe taal en het hoogere algemeene ontwikkelingspeil van betrokkenen. Een bestudeering van het be schikbare aantal abituriënten van genoemde scholen maakt even wel duidelijk, dat het benoodigde jaarcontingent niet uitsluitend uit deze groep mag worden gelicht. In het schooljaar 1937/1938 bedroeg het totale aantal mannelijke abituriënten van bovenge noemde scholen4674 Inheemschen en 1342 Vreemde Oosterlin gen, terwijl de aantallen v.w.b. het schooljaar 1938/1939 bedroegen 4859 Inheemschen en 1329 Vreemde Oosterlingen Gemiddeld valt dus te rekenen op rond 6000 man. Dit aantal kan worden ver meerderd met naar schatting 100% met het oog op de niet in de statistische gegevens opgenomen z.g. wilde scholen. Bovendien zou, rekening houdend met Inheemsche jongelieden, die Nederlandsch spreken, doch niet de geheele Westersche lagere school hebben doorloopen, een vermeerdering van nogmaals 50% geoorloofd zijn. Zou men dus uitsluitend abituriënten van het Westersch lager on derwijs wenschen, dan mag gerekend worden op een totaal jaar- lijksch aantal van 200-% van 6000 man 12000 manheeft men het oog op Nederlandsch sprekenden, dan zijn totaal jaarlijks 250% van 6000 man 15000 man in geheel Nederlandsch-Indië beschikbaar voor aanwijzing. Van deze aantallen dient te worden afgetrokken het contingent voor de Marine, voorts het gedeelte, dat niet in aanmerking komt voor aanwijzing, omdat de betrokken b UitIndisch Verslag 1939 resp. 1940, Deel II, Tabel 57 D 680

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 40