reserve le lijn. Het 2e t/m 14e dienstjaar behooren de geoefende
dienstplichtigen tot de troepen in le lijn, d.w.z. zij worden inge
deeld bij het leger op voet van oorlog. Daarna behooren zij van
het 15e t/m 18e dienstjaar tot de z.g. tweede ban, waaruit kan
worden geput voor aanvulling van geleden verliezen. In de periode
gelegen tusschen het 36e en 45e levensjaar doorloopen de dienst
plichtigen geen herhalingsoefeningen, waardoor de geoefendheid
snel zal verminderen. Bovendien zal de physieke gesteldheid vrij
sterk achteruitgaan. Niettemin kunnen zij nog worden beschouwd
als min of meer geoefende reserves in 3e lijn, te bestemmen voor
eenvoudige, niet-inspannende diensten.
Behalve voor eerste oefening en herhalingsoefeningen zijn de
dienstplichtigen gehouden, gedurende ten hoogste een dag per ka
lenderjaar in werkelijken dienst te komen voor inspectie en (of)
voor het in ontvangst nemen of inleveren van goederen.
Evenals zulks voor de Eur. dienstplichtigen is bepaald, zal vrij
stelling of uitstel van opkomst voor eerste oefening, herhalingsoefe
ningen en inspectie kunnen worden verleend. Het is duidelijk, dat
uitstel van opkomst voor eerste oefening niet mag leiden tot ver
mindering van den duur der herhalingsoefeningen. Voorts kan aan
dienstplichtigen worden vergund in werkelijken dienst te blijven
of te komen buiten den tijd, welken zij in werkelijken dienst
moeten doorbrengen. Deze „vrijwillige doordieners" zouden kun
nen worden gebruikt voor het vervullen van functies van meerzij
dig karakter, waarvoor een oefentijd van meer dan 12 maanden
is vereischt.
DIENSTEN BUITEN NEDERLANDSCH-INDIË
Afzonderlijk moge nog worden besproken een belangrijke bepa
ling uit het ontwerp-ordonnantie, welke is vervat in artikel 19. In
dit artikel staat vermeld, dat de dienstplichtigen kunnen worden
bestemd voor diensten buiten Nederlandsoh-Indië
le. in geval zij daartoe hun toestemming hebben gegeven
2e. in geval van oorlog, of oorlogsgevaar
3e. in geval van andere buitengewone omstandigheden op door
den Gouverneur-Generaal te verleenen machtiging
4e. voor dienstplichtigen der zeemacht bovendien in gewone
tijden, indien het te verwachten is, dat de voor hen bepaalde
oefeningstijd daardoor niet zal worden overschreden.
Vooropgesteld dient te worden, dat dit artikel dezelfde strekking
heeft als de overeenkomstige bepaling van het Dienstplichtbesluit
voor onderdanen-Nederlanders, zooals zij zal luiden, nadat de reeds
eenigen tijd geleden voorgestelde wijziging tot stand zal zijn ge
komen.
Op het eerste gezicht lijkt dit artikel in strijd met het aangeno
men regionale beginselde landszonen te doen medewerken aan
de verdediging van eigen huis en hof. Eng opgevat zou deze mede-
684