We nemen nu een oogenblik aan, dat de vizierlijn gericht is
op het doel D (lijn keep Akorrel KD) en de zielas van het
wapen aan genoemde lijn evenwijdig is, dus eveneens naar D wijst.
De kogelbaan zal door haar kromming niet door het doel D gaan,
maar een punt T treffen, dat op een zekeren afstand onder het
doel is gelegen. Deze afwijking nu moet worden gecorrigeerd.
We bereiken dit door het wapen om de korrel K als middelpunt
te draaien over een hoek, gelijk aan de in de figuur aangegeven
hoekcorrectie. De zielas van het wapen is dan gericht op een
fictief punt C.
Willen we nu het doel waarnemen in de lijn keepkorrel,
dan zal de oorspronkelijke stand vo,n de keep moeten worden
gewijzigd in positieven zin, totdat ze een afstand heeft ingenomen
als aangegeven met keep B.
Bij het reflex-vizier doet zich nu de merkwaardigheid voor,
dat de vizierlijn langs optischen weg wordt aangegeven. Toch
kunnen we ook in dit geval spreken van een korrel en een keep.
De top van de denkbeeldige korrel n.l. is gelegen in het snijpunt
van de optische as met de reflexplaat, terwijl het snijpunt van
het kruis het midden der vizierkeep voorstelt. Nu wordt wegens
het geven van z.g. voorhoudhoeken voor het richten op langs-
en overvliegende vliegtuigen uitsluitend gebruik gemaakt van den
rand der ellipsen en niet van het kruis, zoodat de hoekcorrectie
zal moeten worden aangebracht door verschuiving in verticalen
(positieven) zin van de ellipsen, dus in de richting van de gemeen
schappelijke korte assen.
Volgens opgave van de fabriek is de hoekcorrectie op een
afstand van 1000 m en een elevatiehoek van 0° gelijk aan 0°49',
d.i. een daling in de kogelbaan van 1000 tg 0°49' 14,254 meter.
Bij een brandpuntsafstand van het lenzensysteem van 6 cm, geeft
dit in de projectie een positieve verschuiving van den (denkbeel-
digen) grondcirkel uit het geprojecteerde middelpunt (snijpunt
van het kruis) van 6 X 0,14254 mm 0,8552 mm. Wordt het doel
gezien onder een elevatiehoek van 30°, dan zal de kleinste ellips
door de constante valhoogte op 1000 m afstand een positieve
verschuiving moeten ondergaan van 0,8552 X cos 30° 0,8552
X 0,8660 mm 0,7406 mm. Voor een elevatiehoek van 60°, dus
nu de grootste ellips, wordt de verschuiving 0,8552 X cos 60°
0,8552 X 0,5 mm 0,4276 mm in positieven zin. Tenslotte komen
we dus tot een totale verschuiving in de projectie voor de beide
middelpunten der ellipsen ten opzichte van de optische as van
den cylinder, dus het snijpunt van het kruis, van0,3552
0,7406 1,0938 mm voor een elevatiehoek van 30° en 0,3508 -f-
0,4276 0,7784 mm voor een elevatiehoek van 60°.
Deze uiteindelijke situatie is weergegeven in fig. 9. K is het
middelpunt van den grondcirkelAC en BD geven de groote
assen van de ellipsen weer voor elevatiehoeken van resp. 30°
691