731 de mogelijkheid schept, slechts personen in te lijven, omtrent wier licha melijke geschiktheid geen enkele twijfel bestaat of heeft bestaan. Dit zoowel voor de weermacht als voor de betrokkenen belangrijke voordeel kan beter niet worden prijs gegeven voor de mogelijkheid, dat enkele, bij her keuring alsnog goedgekeurde vrijwilligers anderen zouden vrijmaken. De Regeering vermeent, dat het ontwerp geheel binnen de grenzen blijft van het bepaalde bij art. 167 I.S. Zij schaart zich aan de zijde van de leden die op grond van een ruime interpretatie van de woorden „ter verdediging van het grondgebied van Nederlandsch-Indië" van meening zijn, dat dienst plichtigen kunnen worden bestemd voor diensten buiten dat gebied. Zij heeft derhalve geen bezwaar tegen invoeging van de aangehaalde woorden achter „kunnen" in artikel 19 lid 1 van het ontwerp. Ten aanzien van het bestemmen van de dienstplichtigen voor diensten buiten Nederlandsch-Indië merkt Zij, mede ter verduidelijking, nog het volgende op. De invoer van de Inheemsche militie beoogt, de kansen op een succesvolle verdediging van het eigen grondgebied te verhoogen. Nu is in de afgeloopen maanden wel zeer duidelijk komen vast te staan, dat wie zich er onder alle omstandigheden toe beperkt, die verdediging slechts op en binnen eigen gebied te voeren, gevaar loopt zijn erf en goed niet ongeschonden te kunnen bewaren. Meer en meer is wel gebleken, dat de noodzaak kan bestaan, die verdediging elders te voeren, hetzij in de onmiddellijk omringende gebieden, hetzij nog verder weg. De Regeering wijst hierbij op de aanwezigheid van Canadeezen in Engeland, op de Engelsche, Australische en Nieuw Zeeland- sche troepen in Griekenland en op Kreta, dezelfde en Britsch-Indische troepen in Lybië, Egypte, Syrië en Irak, op Zuid-Afrikaansche en Britsch- Indische eenheden in Oost-Afrika, ten slotte op de Engelschen, Australiërs en Britsch-Indiërs op Malakka. Al deze troepen verdedigen huis en haard, soms dichtbij, soms ver daar vandaan. En hoewel de Inheemsche militie, welke de Regeering beoogt te vormen, zeer zeker niet in de eerste plaats zal worden bestemd voor optreden buiten Nederlandsch-Indië het grootste gedeelte zal nml. regionaal worden gebruikt ter verdediging van de eigen streek dient de mogelijkheid daartoe aanwezig te zijn, zulks het zij herhaald slechts met de bedoeling, eigen erf en goed ongerept te kunnen houden. Aangezien voorts een deel van de Inheemsche militie zal worden ingedeeld bij onderdeelen, waaraan geen regionale taak zal worden gegeven, is het uit een oogpunt van organisatie en ter voorkoming van ontoelaatbare vertraging bij het op voet van oorlog brengen van die onderdeelen niet mogelijk, voor den dienst buitenslands slechts dienstplichtigen te bestemmen, die minstens reeds 5 jaren zijn ingelijfd. Het van te voren vragen van de instemming van den Volksraad met den inzet van dienstplichtigen buiten Nederlandsch-Indië zal in vele gevallen om redenen van spoed en geheimhouding niet mogen geschieden, weshalve het voorschrijven van zoodanige procedure naar de meening der Regeering achterwege dient te blijven. Nog kan hieraan worden toegevoegd, dat der Regeering m.b.t. het gebruik van Inheemsche militie buiten Nederlandsch-Indië voornamelijk diensten in aangrenzende gebieden voor oogen staan. HET BEGROOTINGSJAAR 1942. In de openingsrede van het zittingsjaar 1941-1942 van den Volksraad sprak Zijne Excellentie de Gouverneur-Generaal als volgt over Indië's steun aan de oorlogvoering en de versterking der defensie. 'De steun aan de oorlogvoering ligt besloten in tal van maatregelen, waar van de meeste naar buiten weinig blijken, maar daarom niet minder belang-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 88