844 de neiging tot schoolgaan zon temperen, zooals het geachte lid, de heer Is- kandar Dinata vreest, verwacht de Regeering niet. De heer Soedibiokoesoemo heeft aangedrongen op een dwingend over heidsvoorschrift, dat particuliere werknemers bij een eventueele aanwijzing het geachte lid bedoelt hier inlijving hun betrekking en loon zullen houden. Het denkbeeld is der Regeering zeer sympathiek, doch Zij vreest, dat doorvoering van een zoodanigen maatregel in de practijk weinig zou voldoen. Er zijn in de eerste plaats bedrijven, liever gezegd bedrijfjes, die met één of twee toekangs werkend, welke een verzwaring van den lconlast, de doorbe taling van den in militairen dienst zijnden werkman benevens zijn vervanger, niet kunnen dragen. Ook is het zeer goed denkbaar, dat een werknemer, om zijn betrekking te behouden, genoegen neemt met geen of minder loon gedu rende zijn militairen dienst. Hoe moet verder worden gehandeld met seizoen- bedrijven, die losse arbeiders gebruiken voor een bepaalden tijd Moet men dezen verplichten hun dienstplichtige werknemers door te betalen, ook in den tijd, dat zij anders niet plachten te werken Ik vrees, dat de goedbedoelde maatregel in vele gevallen juist verkeerd zou werken en dat de werkgevers, door zoodanige risico's bedreigd, slechts werkvolk zouden aannemen dat van dienstplicht is vrijgebleven. Een voor beide partijen billijke regeling is naar de meening der Regeering beter te bereiken door elk geval op zich zelf te beschouwen en te behandelen. Daarbij kan de legerleiding zoonoodig den werkgever trachten te bewegen, de 'benadeeling van den milicien teniet te doen. In elk geval waarborgt de bestaande regeling der kostwinnersvergoe dingen dat het gezin van den betrokkene niet wordt gedupeerd. Voor de huidige buitengewone omstandigheden kan bovendien artikel 14 van de Regeling Arbeidsgeschillen (ordonnantie van 16 December 1940, In disch Staatsblad No. 569) worden gehanteerd. Aan den raad van het geachte lid Soedibiokoesoemo, den miliciens perio dieke verloven toe te staan voor het bezoeken van hun ouders, welke raad door de heeren La Lau en J. A. van Helsdingen wordt ondersteund, zal zeker gevolg worden gegeven. Een zoodanige regeling bestaat trouwens reeds voor de Nederlandsche miliciens en de kort-verband militairen. Het geachte lid, de heer Sosrohadikoesoemo, heeft verder gevraagd, hoe het met de keuring zal gaan. De Regeering stemt in met de meening, dat de physiek meest geschikten onder de aangewezenen voor inlijving in aan merking komen. Om de keuring en de daaraan verbonden werkzaamheden niet noodeloos lang te doen duren, stelt de Regeering Zich voor, de volgende werkwijze te doen volgen. De keurende arts laat alle candidaten, die hij op een dag kan behandelen, dat zijn er circa 50, tegelijk voor zich komen en zoekt na oppervlakkige keuring de 20 a 30 geschiktsten uit. Dezen gaat hij nauwgezet keuren, waarna hij beslist, wie zal worden ingelijfd. Op deze wijze worden redelijke waarborgen verkregen dat de geschiktsten worden gekozen. Het geachte lid, de heer Salamoen, heeft verder gevraagd, welk percen tage bij de kadervorming door Indonesiërs is bereikt, toen deze kadervor ming is uitgebreid en versneld tot de maximale mogelijkheid. Voor alle ran gen te zamen berekend, bedraagt dit percentage rond 40%. Hierbij dient in het oog te worden gehouden, dat deze kadervorming ten behoeve van de Inheemsche militie voor nagenoeg 100% was gericht op de vorming van instructiekader en niet op de vorming van het kader, dat eigenlijk in de militie past, de aanvoerders van de militie-afdeelingen zelve. Dit kader zal voor het grootste deel uit de militie zelf worden betrokken. Ten slotte de staatkundige aspecten, welke de meeste leden, die over het ontwerp het woord voerden, in hun beschouwingen hebben betrokken. In het bijzonder is het standpunt, dat door de Volksraadsleden, lid van de Pa- rindra, blijkens het aan het College gericht schrijven van den heer Wirjo- pranoto, tegenover het ontwerp wordt ingenomen, uitvoerig in debat gebracht. Op de argumenten, waarop deze leden hun afwijzend standpunt baseeren, gaat de Regeering niet in van Haar kan niet worden verwacht, dat Zij in gedachtenwisseling treedt met Volksraadsleden, die te kennen hebben ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 102