In tweeden termijn voegde de Regeeringsgemachtigde hieraan
toe
846
gewekt om, zoo noodig met den inzet van hun leven, gewapend aan de ver
dediging van deze gewesten deel te nemen.
De Regeering is er te zeer van overtuigd, dat de Indonesiërs weten, waar
hun 'belangen liggen, dan dat Zij de meening zou deelen, dat alleen een om
vorming van het Staatsbestel bij hen geestdrift zou kunnen wekken voor de
verdediging van het Aziatisch deel van het Koninkrijk. Men moge wenschen
koesteren van het verkrijgen van grootere medezeggenschap, van grootere
zelfstandigheid, het kan haast niet anders, of iedere Indonesiër, die eenig
begrip heeft van het werelddrama, dat zich thans afspeelt, moet ervan door
drongen zijn, dat, wanneer Nederlandsch-Indië aan een buitenlandsdhen
agressor ten prooi zou vallen, aan idealen van ontwikkeling der Staatsorde
naar democratische beginselen, aan idealen van het verkrijgen van een grooter
aandeel in het bestier van het land, elke verwezenlijkingsmogelijkheid zou
zijn ontnomen. Redelijke bezinnig zal iederen Indonesiër doen beseffen, dat
een ongerept voortbestaan van Nederlandsch-Indië in het verband van het
Nederlandsche imperium een onmisbare voorwaarde is voor de ontplooiing
van de onder de landskinderen levende krachten en voor het verkrijgen van
een plaats in het politiek, maatschappelijk en economisch leven in deze ge
westen, waarop een ieder naar capaciteiten en naar de mate van het ver
mogen tot het dragen van verantwoordelijkheid aanspraak kan maken. Dit
zijn geen leuzen, doch realiteiten, welke tot den weidenkenden Indonesiër
moeten spreken, die hem de overtuiging moeten schenken, dat met de
verdediging van het Koninkrijk tegen een buitenlandschen vijand ook zijn
eigen levensbelangen betrokken zijn.
'Het behoeft geen betoog in de memorie van antwoord is zulks nog eens
uitdrukkelijk herhaald dat het onderhavige voorstel in de eerste plaats
voortspruit uit de militaire noodzaak tot een aanzienlijke versterking der
weermacht. Dit wil echter geenszins zeggen en hiermede kom ik op het
betoog van den heer Sosrohadikoesoemo, dat door den heer Kerstens warm
werd ondersteund dat uitsluitend overwegingen van militairen aard tot
de indiening van het militie voorstel hebben doen besluiten. Wel degelijk is
het ook voortgesproten uit de erkenning van de lotsverbondenheid tusschen
de verschillede bevolkingsgroepen hier te lande en is het mede beïnvloed
door de bewijzen van aanhankelijkheid aan onze Vorstin en van medeleven
met de ramp, welke over het moederland gekomen is, welke bewijzen van
de zijde van de Inheemsche en Uitheemsche onderdanen op zoo treffende
wijze gegeven zijn.
In het voorstel der Regeering kan gezien worden een erkenning te meer
van de gelijkwaardigheid van alle onderdanen en een bewijs, dat de Regeering
er daadwerkelijk naar streeft om alle ingezetenen van deze gewesten in te
schakelen in de vorming van een krachtig en in zelfstandigheid groeiend
Indië als deel van het Koninkrijk. De invoering van een militie voor de
onderdanen-niet-Nederlanders, een plicht die zoo herhaaldelijk als een voor
recht voor de landszonen is gevraagd, moge er toe bijdragen het gevoel van
saamhoorigheid te versterken en werkelijk te doen beleven.
Het geachte lid, de heer Soangkoepon, is teruggekomen op de algemeene
toepassing van den dienstplicht en het millioenenleger, dat daarvan het gevolg
zou zijn.
Hij wijst op -dien ontzagwekkenden indruk, welken zulk een leger op het
buitenland zal maken, en op de moreele kracht, die daarvan zal uitgaan, ook
al is dit leger niet met een evenredig aantal vliegtuigen, slagschepen enz.
uitgerust. Hij vraagt ook, of er wel een andere weg open is, om onze
volkomen veiligheid te verzekeren. De Regeering moet hiertegenover ver
zekeren dat een harmonisch opgebouwde weermacht een nog ontzagwekken-
der indruk zal maken en een grocter veiligheid zal waarborgen dan een
millioenenleger met onvolkomen uitrusting.