854 pliehtigen, die wegens studieredenen uitstel van eerste oefening hebben gekregen en die hun studie voortzetten, gedurende de vacantiemaanden in werkelijken militairen dienst opgekomen. Het is de bedoeling dezen maatregel gedurende de huidige buitengewone omstandigheden te bestendigen, opdat in geval van algemeene mobilisatie ook deze categorie althans een begin van opleiding heeft gehad. Het ligt evenwel niet in het voornemen, in normale tijden van de opleiding in vacanties een systeem te maken, teneinde tot verkorting van de periode van eerste oefening te geraken, omdat alleen van een ononderbroken eerste oefening het maximum rendement is te verkrijgen. De invoering van eene Inheemsche militie zal voor het jaar 1942 aan personeel-, materieel-, en kapitaalsuitgaven bedragen vorderen van onder scheidenlijk 3.938.100, 14.379.400 en 3.310.000.— 4. STADS- EN LANDWACHTEN. De financiering van de stads'- en landwachten is reeds eerder ter sprake gekomen bij de behandeling van de hoofdbegrooting voor 1941 (I.M.T. 1940 nr. 12, blz. 1171 e.v., en 1941 nr. 1, blz. 82 e.v.). In herinnering moge worden gebracht, dat een groot aandeel van de kosten, in hoofdzaak die welke betrek king heibben op wapening, kleeding en uitrusting alsmede exploitatiekosten van de motorvoertuigen door den Lande worden gedragen. Men verlieze voorts den psychologischen factor niet uit het oog. Algemeene en locale defensiebelangen gaan hier hand aan hand. De gedachte, dat men persoonlijk medewerkt aan en bijdraagt voor dit onderdeel der defensie, doet de betrok kenen intensief medeleven met het wel en wee van hun landwacht deze gedachte spoort hen aan, er iets goeds van te maken, hetgeen een belangrijke, zelfs noodzakelijke, compensatie vormt voor het ontbreken van de gelegenheid tot intensieve, veelvuldige oefening onder ervaren instructeurs. Het zou voorbarig zijn over de kortelings ingestelde kadercursussen voor landwachters, waarvan de eerste juist is beëindigd, nu reeds een oordeel uit te spreken. Wel kan worden getuigd, dat de eerste cursus door nagenoeg alle deelnemers met groote belangstelling werd gevolgd er is ernstig naar gestreefd een zoo hoog mogelijk rendement te bereiken. De cursisten, die bestemd zijn bij hun landwacht op te treden als (reserve-) brigadecommandant, zijn na 14 dagen 'bevorderd tot korporaal en na afloop van den cursus tot sergeant 2e klasse bij de landwacht. Hieruit mag niet worden opgemaakt, dat de ernst der opleiding uit het oog is verloren. De intellectueele ontwikkeling van de overgroote meerderheid der cursisten maakte het mogelijk, den cursus zonder te groote inspanning te volgen en tot bevordering, uiteraard uitsluitend voor den dienst 'bij de landwacht, over te gaan. De eischen voor de lichamelijke geschiktheid voor stads- en landwachten zijn lager dan die welke aan beroepsmilitairen worden gesteld en zoo laag gehouden als nog vereenigbaar is met den aard van de diensten, welke van stads- en landwachters kunnen worden verlangd. Het nog verder verlagen van deze eischen zou aanleiding kunnen zijn dat te groote risico's zouden worden geloopen, waarbij zij vermeld, dat ook van stads- en landwachters nog een behoorlijke lichamelijke inspanning moet kunnen worden gevergd. Het zou niet in 's Lands belang zijn, een volledig en nauwkeurig overzicht te publiceeren van de dislocatie dér stads- en landwachten. Volstaan zij daarom met de volgende mededeelingenstadswachten zijn opgericht te Amiboina, Bandjermasin, Bandoeng, Batavia, Benkoelen, Buitenzorg, Cheribon, Djambi, Djokjakarta, Fort de Koek, Kediri, Koetaradja, Makassar, Malang, Manado, Medan, Padang, Palembang, Palopo, Pare-pare, Pekalongan, Poer- wakarta, Poerwokerto, Poerworedjo, Pontianak, Probolinggo, Sabang, Sawah- loento, Semarang, Sibolga, Sinkawang, Soebang, Soerabaia, Soerakarta, Ta- roetoeng, Tegal, Tjepoe en Watampone.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 112