859 voor een fait-accompli te stellen. Thans is hij, blijkens de hem toegestane audiëntie, in contact met de regeering getreden en laat dus zijn invloed waar schijnlijk direct gelden. Dit is eenigszins begrijpelijk, want Toyama is van een levensbeschouwing, welke fascistisch zou kunnen worden genoemd, zij het dan, dat hij een fascisme aanhangt met een Oosterschen inslag, meer een absolutisme met als hoogsten en goddelijken gezagsdrager, den keizer. En ook de nieuwe regeering is in groote trekken deze denkbeelden toegedaan, zoodat de stuwende en uitvoerende machten, die Japan op den weg van Kwodo willen leiden, elkaar uiteindelijk gevonden hebben. Hieruit kan niets goeds voortvloeien en Japan zal erdoor op wegen worden geleid, welke parallel loopen aan die van Duitschland, die misschien maar zelfs dit is niet zeer waarschijnlijk een periode van schijnsuccessen zullen kennen, maar die uiteindelijk naar den afgrond voeren. De kern van de po litiek van Toyama als men bij dezen man althans van een politiek kan spreken, omdat hij maar één enkele fanatieke gedachte kent is een brandende haat tegen alles wat niet Aziatisch is en ten opzichte van wat wél Aziatisch is een waan, welke Japan in een superpositie wil stellen boven alle andere volkeren van Azië en hen in afhankelijkheid en slavernij tot Japan wil brengen. Met dezen man, die de stuwende kracht is van alles wat in Japan streeft naar Japansche glorie ten koste van alles, is de regeering te Tokyo thans officieel in contact getreden en dit is veelzeggend. In het ibegin van dit overzicht hebben wij reeds gesteld, dat zich na het optreden van Japan dynamische krachten hebben ontwikkeld. De allernaaste toekomst zal leeren, hoe ver deze ontwikkeling zal gaan, hetgeen zal afhangen van de krachten, welke er tegenover gesteld zullen worden, want langs den weg, dien het nu wil volgen, kent Japan geen grenzen Het zou volkomen onverantwoordelijk zijn, ons daaromtrent eenige illusie te maken en hoewel Tokyo tracht, na den geslaagden coup van Indo-China de bedaringspolitiek tot op een zekere hoogte te laten herleven, mag men zich hierdoor geen' zand in de oogen laten strooien. Op de vérstrekkende economische maatregelen, welke tegen Japan zijn genomen, althans de middelen, die zijn gesteld om deze maatregelen vérstrek kend te kunnen doen zijn, is een reactie gevolgd, welke, voor zoover het de Japansche pers betreft, merkwaardig matig is te noemen en waarbij men laat doorschemeren, dat met een beetje goeden wil van beide kanten de soep niet zoo heet behoeft te worden gegeten als zij wordt opgediend. Dit is camouflage. Japan heeft in Indo-China zijn doel bereikt en het is misschien zelf ver baasd tot de ontdekking gekomen, dat dit kon geschieden en dat het zich daar kon nestelen, dat dit werd bereikt, zonder onmiddellijk geweld. Het kreeg in de plaats daarvan slechts een dreigende vuist en het toont zich daardoor een beetje verschrikt, althans het vestigt dien indruk en het zegt„aanvaardt nu maar wat eenmaal gebeurd en onherstelbaar is, want ik zal geen nieuwe avonturen ondernemen en maakt nu voor de goede verstandhouding, die vuist een beetje minder vervaarlijk, want je hebt zelf alle mogelijkheden gelaten om dat te doen." Maar in gedachten voegt het eraan toe, „uit Indo-China ga ik niet weg en mijn verdere plannen, waartoe de bezetting van Indo-China de inleiding is, geef ik niet op." De latere geschiedenis zal leeren of het verstandig is geweest toe te laten, dat Japan zonder slag of stoot bezit heeft genomen van de uitermate belang rijke strategische bases in Indo-China, waardoor zijn voorposten, die met een nauwkeurig uitgezette verbindingslinie met het moederland zijn verbonden, binnen aanvalsafstand zijn gebracht van Malakka, van Nederlandsch-Indië en van de Philippijnen. Het is volkomen begrijpelijk, dat alle betrokken mogendheden, waaronder ook wij, het alleruiterste willen doen om een uitbreiding van den oorlog tot den Pacific te vermijden en te trachten, tot een redelijke verstandhouding met Japan te komen. Sedert de reorganisatie van het Japansche kabinet en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 117