tractie) evenzoo kunnen geschieden (bij autovervoer z.n. onder achterlating van het gros der paarden). De door luitenant Kroesen voorgestelde oplossing brengt dan ook tactisch geen grootere snelheid het tegendeel is waar. De 2x/2-tons auto's, zwaar beladen, waarachter een lage aan hangwagen met 2 paarden, zijn op Java wel aan een zeer beperkt wegennet gebonden, zoodat men in tactischen zin aan deze moto- risatie eigenlijk niet veel heeft en al spoedig voor het vervoer der bergkanonnen en munitie op het sterk ingekrompen aantal paar den zal zijn aangewezen. Door het veelal aanmerkelijk grootere wegennet in het buiten land gaat een vergelijking hiermede dan ook niet op, zeker niet met vervoer van race-paarden (renbanen liggen nu eenmaal als regel aan goede autowegen) Schrijver heeft mij ook niet kunnen overtuigen, dat de munitie aanvulling te allen tijde verzekerd zal zijn. Het gaat hier niet om vervoer over eenige honderden meters, maar om vervoer over kilometers. Men moet de moeilijkheden van het munitievervoer niet over-, doch zeker niet onderschatten. De door schrijver voorgestelde organisatie is geen vooruitgang, maar een stap, zoo niet eenige stappen, achteruit. Deze vervoer wijze is m.i. goed voor snel vervoer over grootere afstanden van bergartillerie-paardentractie, b.v. bij het verleenen van bijstand in geval van handhaving van orde en rust. De door schrijver aan gegeven paardentransportwagens zouden dan tot een beperkt aan tal bij de divisie-(detachements-) autotreinen behooren te zijn ingedeeld. Degenen, die van oordeel zijn, dat de motor nog niet in staat is, het paard overal dan wel in het meerendeel der terreinen van actie te vervangen ik heb den indruk gekregen dat ook luitenant Kroesen deze meening is toegedaan zullen zich m.i. hardnekkig moeten verzetten tegen motoriseering onzer bergartillerie. Om misverstand te voorkomen wil ik nog opmerken, dat mijn ervaring v.w.b. bergartillerie niet alleen berust op „van hooren zeggen", maar dat ik als luitenant bij de toen nog „raszuivere" „berg" de paardentractie wel degelijk heb leeren waardeeren. ANTWOORD van H. L. HOORWEG, Kapitein van den Generalen Staf. Van de mij door den Redacteur geboden gelegenheid, n.a.v. het wederwoord van kapitein Blankemeijer nog iets in het midden te brengen, wil ik gaarne gebruik maken ditmaal echter om zijn betoog te ondersteunen. 793

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 53