10. DE STRIJD IN WEST-EUROPA.
10 MEI 25 JUNI 1940 (II).
804
(Met een schets achter in dit nummer.)
Zooals in de vorige aflevering is medegedeeld, besloot de Fransche opper
bevelhebber, slag te leveren in de stelling, welke ter rechterzijde steunde
op de Maginot-linie, in het midden op Aisne en Ailette en links op de Somme
en de zee. Voor de groepeering en verdeeling der troepen over deze stelling
zouden de volgende overwegingen hebben gegolden.
De a.h.w. door de natuur aangewezen as van aanval loopt door de vallei
van de Oise. Een langs die rivier gerichte aanslag op Parijs, meer naar het
oosten vergezeld van een aanval van Laon op Soissons, zal dus waarschijnlijk
zijn indien de Duitschers beschikken over de daartoe vereischte sterke krach
ten. Men acht dat uitgesloten en vermoedt een dichter bij hun bases inge
zette actie, het zij tusschen de Chiers en de Aisne, richting Attigny, dus tegen
dien sector van het n. deel van de Argonnen, waar de Fransche legers nog
onverflauwd druk uitoefenen, het zij tegen de lange courtine, die de Aisne
vormt tusschen Attigny en Berry-au-Bac een doorbreking daarvan zou den
weg openen voor een optreden op groote schaal met pantsertroepen door de
vlakte van Champagne.
Hiervan uitgaand is het noodzakelijk, ter rechterzijde over Montmédy en
Longuyon het verband te bewaren met de Maginot-lijn en den vijand te ver
hinderen, door de Argonnen op te rukken. In het midden moet de Aisne wor
den bezet van Rethel tot Berry-au-Bac. Meer naar het westen dient de vallei
van de Oise, d.i. de weg naar Parijs, stevig te worden afgesloten. Ter linker
zijde tenslotte, waar nog maar weinig troepen staan, moet een maximum aan
strijdkrachten worden verzameld.
In het w. zijn de Duitschers er echter reeds in geslaagd, hier en daar de
Somme te overschrijden. Het is dus zaak, hen te verjagen uit de brugge-
hoofden, die hen in staat stellen naar het z. uit te breken. Helaas zijn die
bruggehoofden (Péronne, Amiens, Abbeville) reeds zoo sterk, dat het niet
meer zal gelukken, ze volledig op te ruimen.
Meer naar het z. loopt een uitstekende stelling, de inzinking van het
Land van Bray, waardoor de Béthune stroomt. Naar het o. loopt die inzinking
echter dood tegen den „drempel" van Formerie. De Franschen beschikken
niet over de middelen voor directe verdediging van dit gemakkelijk te door
schrijden terrein. Zij moeten het indirect dekken met ter weerszijden van
dien drempel opgestelde troepen, bestaand uit gemotoriseerde lichte of pantser
divisies.
Achter deze eerste stelling strekt zich een tweede inzinking uit, die van
de Seine, van de zee tot Meulan. Naar het o. wordt zij voortgezet door het
dal van de beneden-Oise en wat men noemt de versterkte stelling van
Parijs, nml. n. van de stad de inzinking van de Nonette en de stelling van
Senlis.
Het centrum berust op den zeer sterken Montagne de Reims, een serie steile
plateaux, die de vlakte van Champagne beheerschen, waar zij een 100 m boven
uit rijzen. In het wordt de toegang tot den Montagne de Reims ontzegd door
het kanaal AisneMarne.
Het o. deel van de stelling ligt eveneens op een massief, dat van de
Argonnen, een beboschten wal. Tusschen den Montagne de Reims en de
Argonnen bevindt zich dan het zwakke punt, de vlakte van Champagne. Ten
einde te voorkomen dat de vijand er vrijelijk in zal doordringen, wordt zij
verdeeld in vakken, bepaald door de inzinkingen van de boven-Aisne (die,
langs de Argonnen stroomend, de vlakte in het o. begrenst), de Ornain en