833
betrekkelijk langzame zw. fows., doch. veel bijdragen in de tegemoetkoming
aan J.'s tekort aan benzine van hoog octaangehalte.
De J. legerlstrkrn. bestaan uit 18 regn., waarvan 2 doorloopend in Korea,
2 in Mandsjoerije, 1 op Formosa en 1 op Z.Sachalin. De juiste dislocatie van
de andere wordt geheim gehouden zij staan vermoedelijk grootendeels op
het vasteland, de verdediging van J. zelf in hoofdzaak overlatend aan de
marinelstrkrn. Er zijn 19 leger-vliegbases in Japan, op Korea en op Formosa
en v.z.v. bekend 35 in China en Mandsjoerije, w.o. verscheidene zeer groote.
Marinevliegtuigen hebben aan het leger in China meer hulp verleend
dan men op het eerste gezicht mogelijk zou achten. Zij voeren zelfstandige
aanvallen uit op Chungking en het ver verwijderde Chengtu zij bepalen
hun vluchten niet tot gemakkelijk van vliegdekschepen of bases aan de
kust bereikbare steden. China's meren en vooral de in zijn midden- en
benedenloop breede Jangtse worden door de marine veel en druk gebruikt.
De J. marine heeft nu een 31 bases in het eigenlijke rijk, w.o. 1 te Port
Arthur, 1 te Chinkai (Korea) en 2 op Formosa.
De marine beschikt voorts v.z.v. bekend over 6 voltooide vliegkamp
schepen, die door hun tonnage en snelheid echter geen overweldigenden
indruk maken. De grootste Akagi en Kaga meten elk 26.900 thun
max. snelheid bedraagt resp. 28,5' en 23'. De Soryu en Hiryu, zusterschepen,
zijn elk 10.000 t groot en hebben een snelheid van 30'. De R'uiyo van
7600 t en Hosho van 7470 t loopen niet harder den 25'. Voor een zevende
van dit soort schepen, de Koryu, werd de kiel in 1938 gelegd zij zal dit
jaar voltooid zijntonnage en snelheid zijn nooit gepubliceerd. Voorts heeft
J. nog 3 „seaplane transporters", de Kamoi (17.000 t, 15'), de Notoro (14050
t, 12') en de Chitose (9.000 t, 20').
Het J. leger recruteert zijn toekomstige vliegers, wanneer zij nog zeer
jong zijn. Naast de Mil. Luchtvaart Academie bezit 'het een school voor
„boy-airmen". Jongens van 15 of 16 jaar worden na een eerste opleiding,
waarbij het hard aanpakken is, bestemd tot aspirant-vliegers, tot mecani
ciens, luchtvaartradiotelegrafisten of luchtschutters.
Tot den zomer van 1937 leverden de leger-vliegscholen elk jaar 300
man af (offn. en oon.) Dit aantal is sindsdien meer dan verdubbeld. Men
neemt aan, dat de Mil. Luchtvaart Academie in 1940 meer dan 700 vliegers
africhtte en dat dit aantal dit jaar vermoedelijk nog veel grooter zal zijn.
De huidige sterkte aan vliegers schijnt iets meer dan 3000 goed geoefende
piloten te bedragendaarvan bestaat de helft uit offn., de helft uit oon.
De sterkte van het marinepersoneel aan vliegers, mecaniciens en monteurs
is iets geringer, doch het aantal vliegers zal ook ongeveer 3000 bedragen.
Dat maakt derhalve een totaal van rond 6000 piloten op iets meer dan 5000
gevechtsvliegtuigen. De totale personeelssterkte van de leger- en vloot-
luchtstrijdkrachten te zamen bedroeg eind 1940 rond 58.000 offn. en minderen.