837 Het geachte lid, de heer Salamoen, zal hieruit kunnen concludeeren, dat de Regeering mét hem, het gebruik van militie huiten Nederlandsch-Indië in tegenspraak acht met het regionaal karakter der militie. Zij moet alleen voor het kleine gedeelte, hetwelk een niet-regionale taak krijgt, de mogelijkheid voor gebruik buitenslands verzekeren. Over dit onderwerp heeft ook de heer Soeria Karta Legawa gesproken. De Regeering is het geachte lid erkentelijk voor de erkenning, dat de regee- ringsuitleg voor de Indonesische intellectueelen duidelijk zal zijn. Zij kan het geachte lid ook volgen, waar hij zegt, dat de uitzending buitenslands niet tot de Indonesische massa zal spreken, als gevolg van haar gemis aan een ruimen, geografischen gezichtskring. Hoewel ook dit niet zonder remedie is, waarop hierna wordt teruggekomen, zou de Regeering dit bezwaar ernstig opnemen, ware het niet dat Zij tegenover dit gemis iets anders meent te kunnen stellen. Het zal voor een ieder duidelijk zijn, dat de Regeering er niet aan denkt, de Inheemsche militie buitenslands of waar dan ook in te zetten, voor en aleer zij een behoorlijke oefeningstijd heeft doorloopen. En nu ontgaat wellicht aan niet-ingewijden, wat aan insiders zoo duidelijk blijkt, n.l. de snelle aankwee king van een saamhoorigheidsgevoel in den militairen dienst, hetwelk, zij het letterlijk niet geheel juist, met korpsgeest wordt betiteld. Deze korpsgeest zal, naar de meening der Regeering, bij inzet buitenslands een ruim voldoende compensatie geven voor het gemis aan een ruimen geografischen blik en het gemis van het inzicht, dat men ook buitenslands zijn geboortegrond verdedigen kan en soms verdedigen moet. Die geest zal maken, dat het voor den Inheemschen milicien van zelf zal spreken dat hij het legeronderdeel, waartoe hij weet te behooren, overal volgt, waarheen het wordt gestuurd. Sterker nog, wanneer men hem zou achterlaten, of hem wél en zijn beroepskameraden niét zou vragen, of hij wel mee wilde, dan zou dit niet alleen het pas gevormde begrip van saamhoorigheid te boven gaan, het zou een gevoel van teleurstelling en achteruitzetting geven. Als er ergens gesproken mag worden van discriminatie, van de erkenning van minderwaardigheid, dan zou het hierbij zijn. Doch bovendien moet men zich naar de meening der Regeering wachten Voor een gelijke appreciatie van het begrip voor militaire zaken, dat bij den Indonesiër zoowel als bij ieder ander bestaat op het oogenblik dat hij uit de burgermaatschappij komt en op het moment, waarop hij zijn eerste oefening achter den rug heeft. Te veel nog bestaat buiten de weermacht het verkeerde denkbeeld, dat men in het militaire volstaat met den soldaat de beruchte cadavergehoorzaamheid bij te brengen. Zeker, om in moeilijke omstandig heden zonder aarzeling de gegeven bevelen te kunnen opvolgen, moet on voorwaardelijke gehoorzaamheid ieder militair tot een tweede natuur worden gemaakt. Doch daarnaast wordt wel degelijk het hoe en waarom bij theorieën en oefeningen uiteengezet. De Regeering wil den heer Soeria Karta Legawa gaarne verzekeren, dat het bijbrengen van een juist begrip van de waarde voor de verdediging van den geboortegrond, gelegen in het optreden buitenslands, de aandacht van de legerleiding zal hebben. De Regeering heeft in de memorie van antwoord reeds aangegeven, dat Haar bij het inzetten van militie buiten Nederlandsch-Indië voornamelijk de omliggende gebieden voor oogen staan. Nochtans is Zij den heer Rehatta erkentelijk voor de bereidverklaring namens zijn landgenooten, ook in Europa te willen strijden voor bevrijding van het moederland. Een volgend onderwerp, dat in eersten termijn de volle aandacht heeft gehad, is het uitsluiten van rasdiscriminatie. Voorafgaand, en in het alge meen, wenscht de Regeering te herhalen, dat Zij rasdiscriminatie als zoodanig verwerpt. Dit neemt niet weg, dat men over het begrip zelve van meening kan verschillen en dat de Regeering niet kan medegaan met hen, die vele door de practijk geboden verschillen, soms van zeer ondergeschikten aard, onder deze rubriek willen rangschikken. De geachte leden, de heeren Prawoto, Sosrohadikoesoemo, C. C. van Helsdingen, Soeria Karta Legawa en Kan hebben aangedrongen op, c.q.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 95