960
Hoewel Madioen geen stadswacht heeft, zijn in de omgeving van deze
plaats verscheidene landwachten opgericht, hetgeen ook aan de veiligheid
van Madioen ten goede komt.
Voor zoover zulks noodzakelijk werd geacht, zijn vitale fabrieken en be
drijven onder permanente militaire bewaking gesteld, terwijl nauwlettend
wordt toegezien op de personen, die dergelijke complexen betreden. Het
vormen van gewapende wachten uit het personeel heeft de volle aandacht
van de legerleiding.
MILITIE EN LANDSTORM.
De heer J. A. van Helsdingen vermeent voorts, dat de memorie van
antwoord in het duister laat, hoe de Regeering denkt omtrent het instituut
van vooropleiding van de leerlingen van mulo- en middelbare scholen en
van studenten. Herhaald moge worden, dat alleen van een ononderbroken
eerste oefening het maximum rendement is te verkrijgen en een voorop
leiding, hoe nuttig die ook moge zijn, niet zal kunnen leiden tot vermin
dering van den eersten oefeningstijd.
Het met het oefenkamp Tandjoeng-Oost verkregen succes geeft inderdaad
aanleiding, het inrichten van dergelijke kampen, ook van den kant van de
weermacht, in overweging te nemen. In beginsel is er geen bezwaar tegen,
den door de instructeurs bij deze kampen doorgebrachten tijd als diensttijd
aan te merken.
De heer J. A. van Helsdingen heeft in tweeden termijn ook de voorop
leiding van de leerlingen van mulo- en middelbare scholen en van studenten
weder te berde gebracht. Al is de Regeering van meening, dat alleen van
een ononderbroken eerste oefening het maximum rendement is te ver
krijgen, in deze tijden zal genoegen moeten worden genomen met het min
dere, aldus betoogt spreker. De Regeering deelt deze opvatting en_ wijst
ten bewijze daarvan op de vacantieopleidingen, welke in 1940 en in dit
jaar hebben plaats gehad. De heer J. A. van Helsdingen acht die opleidingen
echter onvoldoende en geeft in overweging over de bezwaren heen te
stappen, welke van onderwijszij de worden aangevoerd tegen het oefenen
van de scholieren op Zaterdagmorgen.
Evengenoemde bezwaren hier thans buiten beschouwing latend, herinnert
de Regeering aan Haar antwoord in eersten termijn, waarin gezegd is, dat
voor de militaire oefening van de schooljeugd op Zaterdagmorgen hetzelfde
geldt als voor een verplichtend stellen van deelneming aan de V.O.C.-en,
namelijk het beschikbaarstellen van meer beroepsinstructeurs, hetgeen op
het oogenblik niet mogelijk is. Men verlieze ook niet uit het oog, dat in de
huidige omstandigheden de defensie het meest gebaat is met uitbreiding van
het aantal volledig opgeleiden, en dat dus daarop bij het tewerkstellen
van instructeurs het zwaartepunt moet vallen.
De heer Zwart heeft over het onderwerp „klachten van landstormers
over de legering" een betoog gehouden, met de strekking waarvan de Re
geering Haar instemming betuigt en welk betoog vooral daarom waardeering
verdient, omdat het deze aangelegenheid niet alleen van de zijde der dienst
plichtigen belicht, maar ook van de andere zijde, d.w.z. van hen, die met
de zorg voor de legering zijn belast.
De instemming der Regeering met de strekking van sprekers betoog be-
teekent dus, dat in het kampement Petodjo, en ook in andere primitieve
logiesruimten, welke doorloopend in gebruik zijn zij het ook door elkaar
na korten tijd aflossende groepen zal worden voortgegaan met het aan
brengen van verbeteringen.
Ook spreekt de Regeering met den heer Zwart de hoop uit, dat bij de
landstormers meer dan tot nu toe het besef zal doordringen dat ook zij
kunnen en moeten medewerken tot het in goeden staat houden en brengen
van hun kampement, en dat zij o.a. wanneer zij buiten het kampement
tegenover hun kennissen klachten of wenschen uiten, dit ook, en in de
eerste plaats, tegenover hun chefs behooren te doen. Wanneer bij hen de