961 meening mocht heerschen, dat zulks hun onaangenaamheden zou kunnen bezorgen, dan kan ter geruststelling worden verzekerd, dat blijkens jaren lange ondervinding in het beroepsleger de beste verstandhouding tusschen chefs en ondergeschikten juist daar heerscht, waar laatstgenoemden niet schromen, hun grieven en wenschen openlijk, doch naar waarheid en in ge- pasten vorm en toon, bij hun meerderen bekend te maken. De heer La Lau breekt voorts opnieuw een lans voor langere herhalings oefening voor den landstorm en wijst er op, dat het met de ontwrichting van de maatschappij, welke daarvan het gevolg zou kunnen zijn, nog wel zal losloopen. Men vreesde, naar spreker betoogt, die ontwrichting niet, als het dienstplichtig personeel maar in het begin van de maand en tegen 'het einde van de maand voor zijn normalen arbeid beschikbaar zou zijn. Op grond hiervan doet spreker het voorstel de landstormplichtigen dan van den vijfden tot den zes en twintigsten in werkelijken dienst op te roepen. Bij deze oplossing zou dus gedurende tien dagen geen landstorm onder de wapenen zijn. Dit kan echter niet worden aanvaard, omdat, zooals ook elders in dit antwoord is medegedeeld, uit een oogpunt van paraatheid bij plotseling intredenden oorlogstoestand het noodzakelijk is, doorloopend over een deel van den landstorm te kunnen beschikken. Voorts denkt de Regeering minder optimistisch dan de heer La Lau over den invloed van langdurige opkomsten op het maatschappelijk leven. Men denke b.v. aan de cultures, in het 'bijzonder in tijden van campagne, pluk, oogst e.d. Ook landsdiensten en vele andere diensten, kantoren en bedrijven en vooral de eenmansbedrijven, wier drukke werkzaamheden zich zeker niet beperken tot het begin en het einde van de maand, zouden ernstige nadeelen ondervinden. Thans reeds worden tallooze klachten en verzoeken ontvangen, terwijl men nu toch in één en dezelfde maand hoogstens 14 a 15 dagen moet opkomen. Tenslotte heeft de heer La Lau nog gepleit voor verhooging van de tegemoetkoming voor de miliciens. Hij voert hiervoor als motief aan, dat de omstandigheden waaronder de dienstplichtigen en de op laagste soldij dienende beroepsmilitairen verkeeren, verschillend zijnhij kenschetst dat verschil door te zeggende beroepsmilitair is thuis, de milicien is uit. Ik vermoed dat velen het met deze kenschetsing niet eens zullen zijn dikwijls toch zal men kunnen zeggen, dat juist de milicien thuis is, n.l. wanneer hij onder de wapens is in het garnizoen waar hij woont. En al moge hij zich dan voor transport naar zijn woning onkosten moeten getroosten, daartegen over staan dan toch wel zeer duidelijk andere voordeelen van het samen vallen van woon- en garnizoensplaats. Bovendien zijn er voor de dienst plichtigen, juist met het oog op de bijzondere omstandigheden, waarin zij verkeeren, enkele financieel gunstige regelingen getroffen op het punt van bewassching en van reizen bij verloven. Alle omstandigheden in aanmerking nemend, meent de Regeering niet te mogen overgaan tot verhooging van de bedoelde tegemoetkoming. HET KORT-VERBAND-STELSEL. Het instituut van kort-verband-militairen heeft over het algemeen zeer goed aan de verwachtingen beantwoord. Zooals bij elk stelsel zijn bij de toepassing in de practijk kleine moeilijkheden ondervonden ten deele als gevolg van het verschil in de dienstvoorwaarden tusschen de kort-verbanders en de beroepsmilitairen. Aan de tot uiting gekomen klachten is, voorzoover zij redelijk waren en zonder te kort te doen aan het karakter van het stelsel, tegemoet gekomen. DE MILITAIRE LUCHTVAART. De opvatting van den heer Zwart over het op peil houden van de aan het korps militaire vliegers te stellen eischen wordt door de Regeering ge heel gedeeld. Zij wil deze eischen dan ook in geen enkel opzicht verlagen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 102