C. De Marinebegrooting. Tijdens de mondelinge behandeling van de Marine-begrooting verklaarde de Regeering o.m. het volgende 962 Daarnaast echter wordt het van groot belang geacht, de thans in gang zijnde proef met de opleiding van candidaten uit de onderscheidene bevolkings groepen zoo volledig mogelijk te doen zijn. Dit belang wettigt naar de mea ning van de Regeering den daaraan ten koste gelegden tijd en inspanning. DE M.G.D. EN DE INTENDANCE. De formatie van den M.G.D. en de Intendance, zooals deze thans is uit gegroeid, bestaat uit de normale formatie, aangevuld met op grond van de legeruitbreiding en buitengewone maatregelen plaats gehad hebbende tijde lijke uitbreidingen. De aldus ontstane formatie is opgewassen tegen de taak, welke den M.G.D. en de Intendance thans toevalt. Bij mobilisatie worden deze diensten door reservepersoneel en dienstplichtigen tot de benoodigde aantallen versterkt. Bij beëindiging van de buitengewone omstandigheden zullen de tijdelijke uitbreidingen in de vaste vredesformatie worden op genomen voorzoover daaraan alsdan behoefte zal bestaan. In geen enkel opzicht is de formatie, hoe men die ook wil zien, ten achter gebleven bij de gebleken behoefte. MAATREGELEN TEGEN PARACHUTISTEN. Ten einde zoo snel mogelijk te kunnen worden ingelicht omtrent de plaats, waar parachutisten zijn neergekomen, zijn aan het Bestuur en aan de Politie aanwijzingen verstrekt, hoe in deze moet worden gehandeld. Alsnog zal de aandacht van deze instanties worden gevestigd op de diensten, welke het Boschwezen daarbij kan verrichten. Aan het treffen van maatregelen om te voorkomen, dat motorvoertuigen kunnen worden-geroofd, zal zoodra zulks noodig is nogmaals worden herin nerd de voorraden benzine zullen tijdig worden vernietigd of onbruikbaar gemaakt. EEN NEDERLANDSCH-INDISCH EXPEDITIEKORPS. Ten slotte heeft de heer La Lau eenige beschouwingen gewijd aan de mogelijkheid van het zenden van een expeditiekorps naar buiten Neder- landsch-Indië gelegen gebieden. Deze beschouwingen stemmen, zooals uit de memorie van antwoord op het algemeen gedeelte en uit de debatten over de invoering van een militie voor onderdanen-niet-Nederlanders kan blijken, overeen met standpunt der Regeering. Vooropstellend, dat een troepenmacht van eenige beteekenis alleen dan naar elders zal kunnen worden gezonden, wanneer de situatie in en om Nederlandsch-Indië zulks gedoogt, acht de Regeering het noodig met die mogelijkheid rekening te houden. In het bij zonder koestert Zij den wensch, er toe te mogen medewerken, dat Hare Majesteit de Koningin, wanneer het oogenblik daar is, dat Zij den Neder - landschen bodem weer betreedt, Zich gesteund weet door een goed georgani seerde, uit Haar eigen onderdanen samengestelde troepenmacht. Voorberei dingen daartoe worden in overleg met het opperbestuur getroffen. Bij de mondelinge beraadslaging over het slagkruisersplan is de hoofd strekking van mijn betoog geweest ernstig te waarschuwen tegen de op vatting, als zoude door sterke uitbreiding van het luchtwapen aan de nood zaak van aanschaffing van zware schepen kunnen worden ontkomen. Ik heb daarbij gezegd, dat het vliegtuig nooit het schip kan vervangen, dat ook tegenover de voordeelen van dit wapen staan de nadeelen, welke het type als kenmerkende eigenschappen draagt, dat het vliegtuig een even- tueelen tegenstander niet zou nopen tot inzet van kostbaar marine-mate rieel, nl. slagschepen, en dat ook bij de defensie van Nederlandsch-Indië alleen de samenwerking met andere vloot-eenheden, de z.g. „liaison des armes", tot succes zou kunnen leiden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 103