Ook verder werd geen of vrijwel geen tegenstand ondervonden,
terwijl reeds op 23 Mei deputaties uit Montrado en Boedoek
de onderwerping kwamen aanbieden. Drie dagen later echter
moest mj. de Brauw een vijftal bentengs vermeesteren alvorens
Koelor te kunnen binnenrukken. Weder drie dagen later bood de
kongsi Lan Tong van het zuidelijker gelegen Mandor zijn bemid
deling aan, welke beleefd werd afgewezen Mandor had zich
afzijdig gehouden in het geschil en ons zelfs goede diensten be
wezen onder mededeeling, dat het niet onze gewoonte was,
met opstandelingen te onderhandelen.
Dezen legden het hoofd daarop geheel in den schoot en boden,
toen onze troepen op 2 Juni Montrado binnenrukten, hun volledige
onderwerping aan. Enkele dagen later hief mj. Andresen de Fo
Sjoen federatie op.
Was er tot dien weinig tegenstand ondervonden, een maand
later laaide het verzet plotseling op. In den nacht van 18 op 19 Juli
vielen eenige honderden Chineezen ons bivak te Montrado aan
zij werden afgewezen en den volgenden dag verdreven uit in
middels door hen opgeworpen versterkingen; het was hierbij dat wij
eenige verhezen leden. Het verzet in de omgeving duurde voort
tot eind Juli; toen was het door verschillende tochten de
kop ingedrukt. Daarna volgden nog enkele acties in het binnen
land, o.a. over Bengkajang naar Sebalau (tweede helft Augustus)
en naar Larah en de grens van Landak (25 October 2 No
vember)
Begin Februari 1855 wekte een gerucht over een nieuw eed
genootschap weder eenige onrust. Hoewel aanvankelijk aan dit ge
rucht weinig geloof werd gehecht, bleek het juist te zijn. Krachtig
ingrijpen voorkwam erger in den nacht van 29 op 30 Juni werd
een verzamelplaats van het verbond overvallen. Met vele leden
van het genootschap vielen alle boeken in onze handen, waaruit
bleek, dat slechts enkele opruiers waren ontsnapt. In October
werden echter ook zij opgevat, waarmede het verbond was ver
nietigd.
Een laatste maal flikkerde het verzet in 1856 op en wel in
Loemar. Berichten omtrent het zaaien van onrust door een be
genadigden arrestant gaven aanleiding, het garnizoen in genoemde
plaats in Maart te versterken. In den nacht van 11 op 12 Juni
werd het overvallen. Dank zij het moedig gedrag van den com
mandant, luit. Mekern, den sergeant Bos, den korporaal Klein
geld, den hoornblazer Partosentiko en de fuseliers Kartosentiko
en Singoleksono, bleef de post behouden, hoewel de commandant,
de genoemde korporaal en nog drie Javaansche soldaten sneu
velden en de gebouwen in vlammen opgingen. Niettegenstaande
het handjevol overgeblevenen in zeer benarden toestand verkeer
de, wist het zich te handhaven tot uit Larah en Seminis toe
gesnelde hulp de kansen deed keeren.
864