De gevechtshandelingen van de artillerie werden zeer bemoei lijkt doordat zij niet de beschikking had over luchtwaarneming, eenigszins nauwkeurige kaarten of behoorlijk inzicht gevende waarnemingspunten op den grond, zoodat ook geen goed werkende peildienst licht- en geluidmeting kon worden georganiseerd, nog afgezien van het feit, dat het voor geluidmeting benoodigde personeel en materieel ontbrak. Luchtwaarneming was aanvankelijk uitgesloten door het Ita- liaansche meesterschap in de lucht. Dit meesterschap ging begin Maart in Britsche handen over, doch toen waren andere omstan digheden oorzaak, dat de artillerie het moest blijven stellen zonder waarneming uit de lucht. Wel werd toen onmiddellijk overgegaan tot luchtkaarteering, waardoor al spoedig behoorlijke kaarten op de schaal 150.000 beschikbaar kwamen. De moeilijkheden t.a.v. de aardwaarneming sproten daaruit voort, dat de Britten verkeerden in het geval van den aanvaller, die van beneden naar boven oprukt in een zeer geaccidenteerd terrein. Onder dergelijke omstandigheden biedt elk punt, dat eenig inzicht geeft, als regel toch slechts beperkte waarnemingsmogelijk heid, zoodat den aanvaller weinig anders overblijft, dan een groot aantal posten te bezetten en met de oprukkende troepen vooruit te schuiven. Is het daarbij noodig, de waarnemers tot in de voorste lijn te doen oprukken, dan mag daarvoor zeker niet worden terug gedeinsd, doch anderzijds is het duidelijk, dat zulks achterwege dient te blijven waar het niet stipt noodzakelijk is. Immers, in voorste lijn worden de grootste verliezen geleden en tenslotte is de infanterie er geenszins bij gebaat het tegendeel is waar dat onder de artillerie-waarnemers vele dooden en gewonden val len. Dit ervoeren de Britten voor Cherende waarnemings officieren hadden hier over het algemeen de neiging, te ver naar voren te gaan en leden daardoor aanzienlijker verliezen dan noodig was. De beschreven moeilijkheden van de aardwaarneming hebben het des te meer doen betreuren, dat de artillerie het ook later zonder luchtwaarneming moest stellen. Ware zulks niet het ge val geweest, dan zou de nu reeds groote uitwerking van het artillerievuur ongetwijfeld zijn gestegen en de zege eerder en met minder verliezen zijn behaald. Wat de verbindingen van de artillerie betreft valt het op, dat aan lijntelefonie de voorkeur werd gegeven boven draadlooze berichtenwisseling. Wel zette men aanvankelijk steeds radio verbindingen in, doch deze werden z.s.m. vervangen door lijn verbindingen, waarna de draadlooze echter wel bleven gehand haafd als reserve. Berichtofficieren, wier lijnen niet werkten, maakten in eerste instantie gebruik van het infanterie-net. De telefoonlijnen werden veelvuldig stuk geschoten door de vijandelijke artilleriezij konden slechts bij duisternis worden hersteld. Het in bedrijf houden van het telefoonnet vormde der- 906

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 45