leurs en een bemanning van 5 personen, terwijl de benzinemotor
achterin is geplaatst (zie foto's 4 en 5).
Hun gemechaniseerde divisies bestonden uit 400 vechtwagens,
een regiment pantserauto's, eenige bataljons infanterie, vervoerd
op auto's van IV2 t, een regiment artillerie van 8 cm, een batal
jon anti-tankgeschut van 4 cm, een afdeeling luchtdoelgeschut
van hetzelfde kaliber, treinen en diensten.
Bezien wij de organisatie en het optreden van de Britsche ge
mechaniseerde troepen, dan valt direct op, dat aan de gebezigde
twee soorten vechtwagens de cruisertanks en de infanterie-
vechtwagens geheel verschillende taken werden toegewezen.
De cruisertank, die een gewicht heeft van 15 t, een pantsering
van 35 mm, een maximum snelheid van 55 km/u bij een actie
radius van 200 km, een bewapening van 1 kanon van 4 cm en
2 mitrailleurs, resp. van 12.7 en 7.9 mm, en een bemanning van
5 personen, is bestemd voor optreden op grooten afstand van de
infanterie. Zulks in tegenstelling met den infanterie-vechtwagen,
die slechts ageert in nauwe samenwerking met genoemd wapen.
Hoewel de bewapening en bemanning van dezen vechtwagen ge
lijk zijn aan die van de cruisertank, is zijn gewicht door de zwaar
dere pantsering 60 mm grooter, nml. 25 t, waardoor de
maximum snelheid en de actieradius geringer zijn, en wel resp.
16 km/u en 70 km.
De „regimenten" cruisertanks a 3 compagnieën van 15 wagens,
beschikken over een eigen verkenningsafdeeling, bestaand uit
pantserauto's van 2 t, bemand door 2 personen en bewapend met
1 mitrailleur van 7.9 mm, welke zoowel voor- als achteruit rijdend
een snelheid van 50 km bezitten.
De „regimenten" infanterie-vechtwagens a 3 compagnieën van
16 tanks, beschikken niet over een eigen verkenningsorgaan, zoo
dat zij de benoodigde inlichtingen van andere troepenafdeelingen
moeten krijgen. Het is vnl. de infanterie, die hierin voorziet, doch
ook de waarnemers van de artillerie en de luchtstrijdkrachten
kunnen vele gegevens verschaffen. Moeilijkheden hebben zich t.a.d.
niet voorgedaan daar de infanterie-vechtwagen immer in nauwe
samenwerking met de infanterie optreedt.
Omtrent het gebruik van vechtwagens kan op grond van de
ervaringen het volgende worden gezegd.
1. Vechtwagens mogen niet worden uitgezonden alvorens een
goed omschreven gevechtsdoel is vastgesteld. Bij de vast
stelling van hun taak dient men zich terdege rekenschap te
geven van hun gebruiksmogelijkheden.
2. Het is af te keuren, vechtwagens geheel zelfstandig, buiten
het bereik van de infanterie en artillerie, te laten optreden.
3. Het gros van de vechtwagens wordt uiteraard mits het
terrein het toelaat in beginsel ingezet op het deel van het
front, waar de beslissende aanval wordt uitgevoerd. Daarbij
909