Deze zijn a. De waarnemingsopeningen voor bestuurder, schutter(s) en wagencommandant. De waarnemingsopeningen zijn de eenige plaatsen, waardoor heen het rechtstreeksch buiten gevecht stellen van de bemanning met vuurwapens van klein kaliber mogelijk is. b. De buik van den vechtwagen. In het algemeen zijn vechtwagens in front het zwaarst en aan de andere zijden minder zwaar gepantserd. Het bovenpantser is in den regel lichter dan dat op zij achter, terwijl de onderzijde (buik) het lichtst gepantserd is. De buik vormt derhalve het kwetsbaarste gedeelte van de pantsering. Uit werking hierop is te verkrijgen met handgranaten op momenten, waarop het mogelijk is, ze onder of tegen den buik te werpen, n.l. op het oogenblik dat de vechtwagen over een verhooging (dijkje, galangan, hindernis opgesteld op het terrein of op een weg) tracht te komen of uit een inzinking (sloot, langs het talud van een dijk) te voorschijn komt dan wel een loopgraaf, sloot, greppel overschrijdt. c. De ventïlatieroosters. De ventilatieroosters, welke in den regel achter den koepel zijn ingelaten in het bovenpantser, dienen voor toestrooming van lucht voor koeling van den motor en voor luchtverversching. Door deze openingen staat derhalve het inwendige van den vechtwagen in verbinding met de buitenlucht. Het uitwerpen van licht ont vlambare stoffen, bijv. benzine, boven deze roosters, kan brand in het inwendige van het voertuig ten gevolge hebben, waardoor de bemanning of buiten gevecht wordt gesteld óf gedwongen wordt, den vechtwagen te verlaten. d. De geopende koepel. Zoo eenigszins mogelijk rijdt de vechtwagen met geopenden koe pel, waardoor de wagencommandant gelegenheid heeft, zich be ter te oriënteeren en bovendien een betere doorstrooming van frissche, versche lucht wordt verkregen. De vechtwagen is dan echter zeer kwetsbaar voor brandbommen, welke uit vliegtuigen en voor handgranaten, welke uit de bovenverdiepingen van hui zen en uit boomen worden geworpen. Bestrijdingswijzen. 4) 1. Het buiten gevecht stellen van in de eigen opstellingen binnengedrongen vechtwagens geschiedt bij voorkeur door speciaal daarvoor geoefende patrouilles. De daarbij ingedeelde manschap pen moeten uitmunten in behendigheid en doortastendheid, stout moedig in hun optreden zijn en beschikken over een grondige ken nis van het terrein, dat hun als actiegebied is aangewezen. Zij zijn 916

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 57