vandaar de naam „vaantje" voor een compagnie zoodat een regiment ongeveer tien vaandels bezat. Zij onderscheidden zich van elkaar door de verschillende wijzen van indeeling van het doek een enkele maal werd het onderscheid niet aangegeven door verschillend model bij gelijke kleur, doch daarentegen door ver schillende kleur bij gelijk model. (Fig. 3). Aan de fantasie werd grootste vrijheid gelaten. Zeer geliefd waren gevlamde lijnen, die decoratief op de meest verschillende wijze werden uitgewerkt. Voor welke partij de lansknechten vochten, hing er grootendeels van af, wie de beste overeenkomst aanbood. Aan welke zijde zij zich schaarden valt slechts dan uit hun vaandels af te leiden, wanneer daarop een bondsteeken is aangebracht. Toch zijn ook deze bondsteekens vaak niet duidelijk dat de kruisjes op de Pfalz- Zweibrücksche vaandels (Fig. 2c) niet Zwitsersch, maar Huge- nootsch zijn, weet men slechts uit het manuscript, dat van deze vaandels een beschrijving geeft. Om in een lansknechtsvaandel een verwijzing naar het wapen van den landsheer en niet van den overste te vinden, moet men terug zoeken tot het begin der 17e eeuw. Vorm en grootte van de lansknechtvaandels hebben ten voorbeeld gediend voor de „vaantjes", die onafhankelijke gebiedsdeelen schon ken voor het geval de compagnieën niet als vereenigde macht doch als zelfstandige onderdeelen uitrukten. Het doek van zoo'n vaantje was wel manshoog en liep in de 15de en 16de eeuw aan het fladderend einde rond toe. Het vaantje kon ook, zooals het steeds rechthoekige vaandel (banier), eenvoudig ontstaan door overbrenging van het wapenbeeld op het vaandeldoek. Toch treft men ook bij zulke landstreekvaantjes volgelingskenteekenen aan, zooals op een Tiroler vaandel, waar naast den landsadelaar, de van Bourgondië verkregen keizerlijke teekens takkenkruis, vuurstaal en vuursteen voorkomen. (Fig. 5a). Werd de sterkte aan niet langer opgeroepen doch geworven en van verschillende vaandels voorziene lieden steeds grooter, het aan de banier verwante vaandel bleef gelijk, het vaandel van de naaste omgeving van een krijgsheer bleef de „hoofdbanier". Zijn wapenkleurige grond was dikwijls nog niet met emblemen en spreuken beladen. De Saksische hoofdbanier van Keurvorst Johan Frederik (1547) toont de afkorting van de Protestantsche spreuk „Verbum Dei manet in aeternum" (Het woord Gods ware in Eeuwigheid). De aanvankelijk eenvoudige lansknechtvaandels werden in die ruwe tijden voorzien van afbeeldingen, die den vrijen loop lieten aan een scherpen, soms lompen humor. Zinspelingen op geloofs- vijandelijkheden met spotverzen over monniken zijn geen zeld zaamheid. Ook reeksen van fabels, over de enkele oompagnievaandels ver deeld, treffen wij aan, soms die van den sluwen vos, die op een vaandel de lammeren dansen laat, op een ander voor de hoenderen 932

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 73