938 Het luchtwapen van het leger was zoowel wat vliegtuigen als wat instruc teurs betreft aanvankelijk sterk Fransch of Duitsch georiënteerd, waarvan de invloed nog duidelijk merkbaar is in den Japanschen vliegtuigbouw. Eerst in de laatste jaren is ook Amerikaansche invloed zichtbaar. Eenige origina liteit valt noch op het gebied van den vliegtuigbouw, noch op het vliegtactisch gebied te bespeuren. De organisatie van het legerluchtwapen kent het regiment als hoogste tac tische eenheid. Het regiment heeft eigen vliegvelden, gronddienst, bevoor rading en oefenschool. Het regiment bestaat uit 2 tot 5 escadrilles van onge veer 10 vliegtuigen. De vliegtuigen zijn van hetzelfde type, alhcewel ook escadrilles in China optreden, bestaande uit 3 zware bommenwerpers en 6 van een lichter type, tevens verkenner. Onder de toestellen in eerste lijn bevindt zich een ongeveer gelijk aantal bommenwerpers, jachtvliegtuigen en verkenners. Het leger beschikt over 6 opleidingsscholen voor zijn luchtmacht, en wel vlieg- en technische school te Tokorozawa, luchtvechten te Akeno, waame- mersschool en specialisten-opleiding te Shimoshizu, bommenwerpen te Ha- matsu, vliegschcol te Kumagi en luchtverdediging te Inagemachi. Het aantal vliegers zou 3000 bedragen en voor de marine 2100, terwijl de opleidingsscho len er jaarlijks een kleine 700 afleveren. In 1937 waren er 19 marinebases waarover 33 escadrilles verdeeld waren. De bases waren in de bocht van Tokio Opama (waarnemersschool)Tateyama en Kisaruzu iets Noorderlijker de groote vliegschool Kasumigaura aan de Binnenzee Kure, Hiro, Saeki en Kishimota aan de Westkust van Kiushu Sasebo, Omura, Kagcshima en Kanoya aan de Westkust van Honshu Ku- ritza bij Mazuru in Korea Chinkai in het Noorden Ominato en Nemuro in het ZuidenChichima op de Bonin-eilanden, benevens Saipan en Palau. Hierbij komen nog bases in alle grootere steden van de hoofdeilanden en ko loniale gebieden. Het aantal breidt zich steeds uit. Volgens de laatste opgaven heeft de marine 39 escadrilles met 1000 vlieg tuigen. Aangezien deze opgaven echter twee jaar oud zijn, zal het laatste getal nu wel tusschen 1000 en 1500 liggen. Het grootste gedeelte van deze vliegtuigen bestaat uit vliegbooten en wielvliegtuigen en is shorebased. Aan den oorlog te land in China hebben deze vliegtuigen een actief aandeel. De schepen, welke vliegtuigen meevoeren, zijn de vliegschepen, slagsche pen, kruisers en vliegtuigmoederschepen. De vliegschepen zijn de „Hosho" met 26, de „Kaga" met 80, de „Akagi" met 60, de „Ryujo" met 24 en de „Soryu", „Hiryu" en „Koryu" elk met 40 vliegtuigen. De vliegtuigmoeder schepen zijn de „Notoro", „Kamoi", „Ghitose", „Chiyoda" en „Midzuho". Deze schepen hebben geen vliegdek, doch nemen een aantal vliegtuigen mee. De 9 (na 1928 gemoderniseerde) slagschepen hebben elk een catapult en 3 vlieg tuigen aan boord. De 37 kruisers boven de 5000 ton hebben 1 of 2 catapults en 1 tot 4 vliegtuigen. De nieuwbouw is buiten besohouwing gelaten. Een nadere beschouwing van de vliegtuig-typen doet zien, dat de toestel len bij hun tijdgenooten in het buitenland ten achter staan. Dit geldt althans voor de in Japan ontworpen toestellen. Hiernaast is er veel licentie-bouw, welke goede copieën van de oorspron kelijke toestellen en vliegtuigmotoren levert. De vliegtuigindustrie heeft met verschillende moeilijkheden te kampen. Allereerst is er op luchtvaart-gebied weinig coördinatie. Er is geen centraal orgaan, dat ontwikkeling en productie regelt. De Militaire Luchtvaart staat onder het War-Office, de Marine-luchtvaart onder het Marine-Ministerie, de burger-luchtvaart behoort tot het departement van Vervoer, terwijl aeronau- tisch onderzoek tot Onderwijs behoort. Verder ontbreekt het de luchtvaart industrie, ondanks haar bevoorrechte positie, aan geoefende werklieden, aan moderne machinerieën, maar bovenal aan de benoodigde grondstoffen. Zoo wel op het gebied van grondstoffen, machinerieën als technische werkkrach ten blijft Japan sterk afhankelijk van het buitenland. Duitsche technici trach ten thans in den achterstand aan geschoold personeel te voorzien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 79