940
1. 'bombardement van vijandelijke vliegbases
2. operaties tegen spoorwegen en scheepvaart (kust- en riviervaart)
3. bombardement van vijandelijke strijdkrachten op het slagveld en ach
ter de gevecfatslinies
4. bombardement van groote industrieele en politieke centra.
Ad 1. kan worden vermeld, dat de Japansohe luchtvaart-voorschriften als
eerste taak van het luchtwapen voorschrijven de vernietiging van de vijan
delijke luchtstrijdkrachten in haar bases. Als regel ondernemen de Japansche
bommenwerpers vluchten tot 400 km voorbij het front vergezeld van jagers,
met welke zij vaak langs de route verzamelen. Raids op vliegvelden worden
uitgevoerd door .groote groepen (30 tot 40) vliegtuigen en zelden door minder
dan één escadrille. Voorafgaande verkenningen op vliegvelden zonder gelijk
tijdig bombardement worden nooit gedaan. De begeleidende jagers (15 tot 30)
vliegen in groepen van 3 geëchelonneerd op 2 of 3 hoogtes, boven, achter,
rechts en links van de bommenwerpersformaties op een afstand van 1000 tot
2000 m. De Japansche bommenwerpers naderen gewoonlijk op een hoogte
van 2000 tot 4000 m met de zon in den rug, in formaties afhankelijk van
het aantal bommenwerpers. Wordt op vijandelijke jagers gestuit, dan worden
uit deze formatie de bommen meteen geworpen. Is er geen actieve luchtaf
weer, dan wordt vaak een run over het doel gemaakt en worden eventueel
proefbommen geworpen daarna wordt de vlucht in groepen van 3 of in
escadrilles opgelost, welke afzonderlijk een eigen doel aanvallen.
De bommen worden in horizontale vlucht geworpen. Doelwitten zijn aller
eerst vliegtuigen op den grond, dan hangars of gebouwen. Voor het eerste
doel worden kleine brand- en scherfbommen van 10 tot 50 kg gebruikt.
Tegen vliegvelden zelf mijnbommen van 50 tot 250 kg.
Veel succes leveren laatstgenoemde bombardementen niet op. Er zijn ge
vallen bekend, waarbij 40 Japansche bommenwerpers meer dan 200 bommen
op een enkel terrein lieten vallen, terwijl toch de Chineezen dit veld konden
blijven gebruiken voor landen en starten.
De terugtocht wordt meestal opgelost in groepen van 3 (2 bommenwerpers
en 1 jager) en langs verschillende wegen, waarbij verkenningen worden ge
maakt.
Nachtelijke bombardementen worden weinig toegepast, aangezien zij wei
nig succes brachten en niet noodig werden gemaakt door groote eigen ver
liezen. De dagaanvallen op vliegvelden brachten den Chineezen zelden groote
verhezen, aangezien zij tijdig gewaarschuwd werden door hun Luchtwacht
dienst en hun vliegtuigen dan konden terugtrekken.
Ad 2. Spoorwegen en schepen worden aangevallen met kleine formaties of
enkele vliegtuigen en veelal in duikbombardement vanaf 700 tot 800 m.
Getroffen spoorbruggen bleken de grootste stagnatie te kunnen veroorza
ken doch hiertoe kwam het niet vaak. Zelden werd een langere stagnatie
dan 24 uur bewerkstelligd. Veel riviervaartuigen werden echter tot zinken
gebracht.
Ad 3. Tegen landstrijdkrachten worden uitsluitend éénmotorige bommen
werpers gebruikt, welke aanvallen in duikvlucht met scherfbommen van 10
kg, waarvan er 30 tot 40 in één toestel gaan, en met mitrailleurs en waarbij zij
zelden lager dan 70 tot 150 m komen.
De samenwerking met het leger moet zeer goed zijn.
Ad 4. In industrieele en politieke centra waren bij voorkeur Chineesche
stadsdeelen, universiteiten, regeeringsgebouwen en hospitalen het doelwit.
Tegen de Chineesche stadswijken worden brandbommen gebruikt, tegen
Europeesche wijken bommen van 200 tot 300 kg. Toen de Chineesche lucht
afweer nog weinig ontwikkeld was hadden deze moordpartijen vanaf lage
hoogte plaats en gingen zij vergezeld van parade-demonstraties. Later toen
de Chineezen over luchtafweergeschut en jagers gingen beschikken werd de
hoogte 3000 tot 4000 m en een bescherming van jagers meegenomen.
In het defensief gevecht behouden de Japansche groepen bommenwerpers
een gesloten formatie voor onderlingen vuursteun. De Japansche luchtvaart-