941
voorschriften schrijven nl. voor „Vuur niet op hem die je toevallig aanvalt,
maar op diengene op wien je kameraad niet kan vuren". Teneinde alle mi
trailleurs in het vuur te kunnen brengen wijzigen de Japansche groepen ge
durende het luchtgevecht de formatie en wel door de volgvliegtuigen naar
boven en beneden ten opzichte van den leider te brengen.
Als regel maakt de Japansche escadrille wanneer zij eenmaal in gevecht
is geen ontwijkende manoeuvres, welke een afzondering van het enkele
vliegtuig en him zekere vernietiging ten gevolge zouden kunnen hebben,
m.a.w. de verdediging van de escadrille is zoodanig dat de tocht voortgezet,
wederzijdsche vuursteun uitgebracht en binnen het vluchtverband verplaat
singen uitgevoerd kunnen worden. Onderlinge vuursteun in escadrille-ver
band wordt beschouwd als weinig zin te hebben in verband met de groote
afstanden welke de toestellen scheiden. De Japanners geven de voorkeur aan
kcrte vuur af standen (50 tot 200 m) voor alle typen vliegtuigen.