B. De oorlogsbegrooting.
Het onderstaande is ontleend aan de redevoeringen in eersten
en tweeden termijn van den Regeeringsgemachtigde voor Oorlog.
955
DEFENSIEBELEID.
Het is der Regeering een voorrecht op deze plaats van Haar groote er
kentelijkheid te getuigen voor de vele woorden van waardeering, van lof
en in het bijzonder van vertrouwen, door onderscheidene leden aan de
prestaties en de groeiende kracht van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch
Leger gewijd.
Zij maakt de woorden van de geachte leden Soedibiokoesoemo, Kan en
Rehatta tot de Hare, dat slechts vertrouwen in eigen kracht, het uitbuiten
van alle beschikbare middelen en de vaste overtuiging, dat het leger zijn
plicht zal weten te doen, de reëele waarden vormen voor de handhaving van
de vrijheid dezer gewesten tegen vreemd geweld. Zij zegt met den heer
Rehatta tegen eiken vreemden indringer
„Blijft af van onze vredige kusten"
en richt zich bij Haar defensiebeleid naar de kortgeleden gesproken woorden
van Onze geëerbiedigde Koningin
„Zij is en blijft vastbeloten, ten strijde te gaan, indien ons gebied
met gewapende hand zou worden bedreigd, en het is buiten allen
twijfel, dat wij als in verband met de aardrijkskundige ligging van
Nederlandsch-Indië de omstandigheden daartoe zouden nopen in
bondgenootschappelijk verband den opgedrongen strijd zullen aan
vaarden."
Zij is van oordeel, dat de rustige ontwikkeling van deze gewesten slechts
kan geschieden, wanneer het primaire doel van onze inspanningden oorlog
te winnen, is bereikt. Daarvoor is Haar geen offer te groot, geen inspanning
te zwaar, geen poging te gering. In dit verband kan de verzekering worden
gegeven, dat alles wat onder de steeds wisselende omstandigheden van de
internationale verhoudingen mogelijk moet worden geacht om de gevechts
kracht van het leger op te voeren, ook inderdaad wordt gedaan.
Voorts kan worden verzekerd dat de in Europa opgedane tactische er
varingen in den huidigen krijg nauwgezet worden bestudeerd en dat het
optreden van het Indische leger daarmede rekening zal houden.
De Regeering is erkentelijk voor de uitgesproken waardeering met betrek
king tot de Vrijwillige Vliegers Corpsen en de Militaire Luchtvaart en voor het
vertrouwen in de uitbreiding van de materieele uitrusting van het leger,
welke, daaraan behoeft niet te worden getwijfeld, hand in hand gaat en wordt
opgevangen door de terzake getroffen personeele voorzieningen, zoodat bij
ontvangst van het materieel zoo spoedig mogelijk kan worden overgegaan
tot het vormen van organieke eenheden.
De heer Soedibiokoesoemo geeft blijk van een strategisch goed inzicht,
wanneer hij opmerkt, dat verdediging van alle daarvoor in aanmerking
komende centra op Java verspreiding van de „weermacht en zulks op haar
beurt verzwakking van de weermacht zou beteekenen. Een dergelijk op
treden ligt dan ook niet in de bedoelinghoewel bepaalde objecten een
eigen verdediging zullen hebben, ligt het zwaartepunt van onze defensie bij
snelle, zwaar bewapende eenheden, die overal, waar dit noodig is, zullen
kunnen optreden.
EEN DEFENSIECOMMISSIE OF DEFENSIERAAD?
Het geachte lid heeft voorts de instelling van een defensiecommissie be
pleit, welke het legercommando van advies kan dienen omtrent te nemen
verdedigingsmaatregelen. Reeds eerder is medegedeeld dat de instelling van
een dergelijke commissie niet noodig wordt geacht, omdat de generale staf