D. en E. De k.- en km.groep in de verdediging en bij het betrek ken van een wacht. Deze beide onderwerpen behoeven geen nadere toelichting. Be halve naar de betrekkelijke voorschriften mag hier worden ver wezen naar het boekwerkje De opleiding voor het gevecht van de Infanterie. Deel II, De opleiding van de groep, samengesteld door den Kapitein der Infanterie H. van Altena en den len Luitenant der Infanterie A. L. A. Coppens (Uitgave Maresch, Magelang). F. Het loopen van een verkenningspatrouille. Een van de moeilijkste taken, welke voor het lagere kader zijn weggelegd, is wel het loopen van verkenningspatrouilles. Immers zijn de patrouillecommandanten van het oogenblik, waarop zij hun taak aanvangen tot het moment, dat zij zich bij hun opdrachtgever terug melden, practisch geheel op zich zelf aangewezen. In den tusschengelegen tijd moeten zij veelvuldig eigener initiatief en naar eigen inzicht handelen. Hoewel dit nu op het eerste gezicht niet zoo bijzonder moeilijk lijkt te zijn, dienen we niet uit het oog te verliezen, dat sergeanten, brigadiers en korporaals nimmer tactiek hebben gestudeerd, en dan ook niet in staat zijn, in het aangezicht van twijfelgevallen te be- oordeelen, welke beslissing de tactischen toestand vereischt, waarin de opdrachtgever zich naar alle waarschijnlijkheid bevindt. De patrouillecommandanten hebben dan ook in de allereerste plaats een zeer duidelijke, afgeronde opdracht noodig, desge- wenscht mondeling nog nader toegelicht. Men verliest dit meer malen uit het oog, en verwijt dan den patrouillecommandant bij het falen in de juiste uitvoering van zijn opdracht gebrek aan in zicht en initiatief. N.o.m. wel eens ten onrechte. De opdracht moet, zooals reeds gezegd, afgerond zijn. Er mag bij den patrouillecommandant geen twijfel bestaan ten aanzien van de begrenzing van zijn taak. Het in punt 99 (2) van het A.T.V. I bepaalde „De verkennende arbeid zal dientengevolge nimmer geëindigd zijn", mag niet voor den patrouillecommandant gelden. Het is de opdrachtgever, die de verkenning voortzet, door het voortdurend uitzenden van patrouilles, elk met een afgeronde op dracht, waarbij de opdrachten zoodanig zijn opgemaakt, dat zij bij elkander aansluiten en elkander aanvullen. Hoe voert een verkenningspatrouille nu de ontvangen opdracht uit? a. De commandant van een verkenningspatrouille mag nimmer uit het oog verliezen, dat de vijand hem bij ontdekking van zijn aanwezigheid als regel direct zal wegjagen. Bovendien zal de vijand thans, begrijpend dat deze verkenningspatrouille niet zoo maar alleen in zijn buurt rondzwerft, met des te meer zorg gebruik maken van de aanwezige natuurlijke gezichtsdekkingen, en zijn 870

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 9