en in het achterland een dermate groote hoeveelheid personeel en materieel opeischen, dat er wel nergens een Generale Staf zal worden gevonden, die de practische en niet te vergeten de finan- cieele consequenties daarvan zou willen aanvaarden. Volgens bere keningen uit de buitenlandsche militair-medische literatuur, welke ook voor Nederlandsch-Indië gelden, zou voor een geheel van hulp van buiten onafhankelijken M.G.D. niet minder dan 15 der totale legersterkte aan personeel dienen te worden gereserveerd, terwijl voorts de materieele behoeften een zoodanig grooten omvang zouden aannemen, dat een ieder de practische onaanvaard baarheid daarvan wel zonder verdere discussie zal willen erkennen. De officieele M.G.D. heeft derhalve hulp en aanvulling noodig en deze worden hem als regel verleend door een in de meeste landen staatsrechtelijk erkende, internationaal bepaalde privileges genietende en op het vrijwilligheidsprincipe gebaseerde hulp-orga nisatie, het „Roode Kruis". Het behoeft echter geen betoog, dat de steun van deze instelling slechts dan voldoende efficiënt kan zijn, indien reeds in vredestijd de noodige voorbereidingen worden getroffen. Deze voorberei dende werkzaamheden zijn het geweest, welke de laatste jaren hier te lande de bijzondere belangstelling van het Centraal Comité van het Nederlandsch-Indische Roode Kruis, alsmede van de tal rijke plaatselijke afdeelingen dezer organisatie hebben gehad. Hetgeen in Nederlandsch-Indië in betrekkelijk korten tijd op het gebied der vrijwillige hulpverleening in Roode Kruis-verband is tot stand gebracht, vormt wel een der meest verblijdende ver schijnselen van opofferingsgezindheid en saamhoorigheidsgevoel in een sterk heterogene maatschappij als de onze. Duizenden mannen en vrouwen van alle standen en landaarden, zoowel op Java als in de Buitengewesten, staan thans gereed om, degelijk op de hun wachtende taak voorbereid, hand in hand met den militair geneeskundigen dienst zich te wijden aan de verzorging der oorlogsslachtoffers. Het Roode Kruis-personeel wordt bij mobilisatie gemilitairiseerd, d.w.z. onderworpen aan de militaire wetten en reglementen, het geen een van de eischen is van de Conventie van Genève. Dit geldt voor alle mannen en vrouwen, die de geëischte verbintenis bij het Roode Kruis hebben gesloten en aldus tot de oorlogsorganisatie dezer vereeniging zijn toegetreden. Een ieder, die hiertoe behoort, wordt in het bezit gesteld van een identiteitskaart met portret, welke eenerzijds is geteekend, op Java door den Inspecteur M.G.D., in de Buitengewesten door de territoriaal eerstaanwezende offi cieren van gezondheid, anderzijds door den voorzitter van het Centraal Comité van het Nederlandsch-Indische Roode Kruis (d.i. de vice-president van den Raad van Indië). Verder draagt het personeel een van legerzijde gestempelden Roode Kruis-armband. Hoewel het aangaan der hoogervermelde verbintenis vrijwillig is, worden de betrokkenen, na een onderzoek naar hun politieke ante- 989

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 19