in vinden, ziekeninrichtingen, waar zulks is geschied, buiten de wet te stellen. Niet alleen echter voor den M.G.D. in engeren zin, ook voor de hulp- en nevenorganisatie in het achterland, het Roode Kruis, is de wijze waarop de strekking der verdragsbepalingen wordt uitgelegd, van het allergrootste belang. Volgens artikel 10 der Conventie namelijk zal personeel van behoorlijk door haar regee ring erkende en bevoegd verklaarde vrijwillige vereenigingen van hulpbetoon, dat in handen van den vijand valt, onder alle omstan digheden worden ontzien en beschermd en niet als krijgsgevan genen worden behandeld, onder voorbehoud dat dit personeel uitsluitend is bestemd voor het weghalen, vervoeren en behandelen van gewonden en zieken, behoorende tot de legers te velde en onderworpen is aan de militaire wetten en reglementen van den staat, in welks dienst het zich heeft gesteld. Het uitdrukkelijk voorbehoud, dat de zieken en gewonden afkomstig moeten zijn van de legers te velde, berust op de in de origineele redactie der Conventie opgenomen omschrijving harer doelstelling, name lijk „l'améloration du sort des blessés et des malades dans les armées en campagne". Bij letterlijke toepassing van de regelen der Conventie zouden derhalve alleen de mobiele transportcolonnes van het Nederlandsch-Indische Roode Kruis de beschermende bepalingen van het verdrag deelachtig kunnen worden, terwijl de plaatselijke daarbuiten zouden moeten vallen. Het behoeft echter geen betoog, dat in het licht der hedendaagsche oorlogvoering een dergelijk onderscheid in behandeling tusschen mobiele en plaatselijke hulporganisaties om practische redenen niet goed meer is vol te houden. Daar destijds omtrent dit zeer subtiele, den internationalen status van het Roode Kruis rakende vraagstuk in den boezem van het Centraal Comité hier te lande geen eenstem migheid kon worden verkregen, werd terzake een Regeerings- beslissing gevraagd. Aangezien de Indische Regeering zich echter evenmin bevoegd achtte, ten dezen een uitspraak te doen, heeft het Centraal Comité toen op haar instigatie bij de Internationale Roode Kruis Liga geïnformeerd, of bovenbedoelde Conventie zich inderdaad tot de plaatselijke colonnes in het achterland uitstrekte, dan wel of van de zijde der Liga voorstellen van die strekking aan de oorlogvoerenden konden worden verwacht. Het daarop ontvangen, in zeer voorzichtige termen gestelde antwoord uit Genève liet inderdaad de mogelijkheid open tot uitbreiding van de conventioneele beschermingsbepalingen tot de plaatselijke co lonnes in het achterland, doch openbaarde tevens een zekere huiverigheid, de in de origineele redactie van het verdrag ge trokken grenzen te vervagen of te verleggen. Uit voorgaande korte uiteenzetting zal het duidelijk zijn gewor den, dat wij hier een terrein vol voetangels en klemmen voor ons hebben, waarin het niet altijd even gemakkelijk zal zijn, den juisten weg te vinden, vooral wanneer men, door de practijk daartoe 994

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 26