1026
Na de Fransche vechtwagens door overmacht te hebben verdreven het
artikel zegt dat niet met zooveel woorden, doch het blijkt er duidelijk uit
rukt de Duitsche pantserdivisie nog op naar Ramillies (5 km zw. van Mer-
dorp) en overnacht daar.
Ad 14 Mei.
De divisie vervolgt haar opmarsch en stuit bij Pervijze (Perwez, 9 km n.
van Namen, aan de Jette) op een zware vechtwagenhindemis, blijkbaar een
vooruitgeschoven werk van de Dyle-stelling (K.W. I-lijn). Zij krijgt op
dracht, die hindernis op te ruimen en tegen de stelling te verkennen. Deze
verkenningen en honderden genomen luchtfoto's wijzen uit hetgeen
trouwens ook wel reeds bekend zal zijn geweest dat de K.W. I-lijn zeer
sterk is. Everybody knew only too well that the concentrated power of
resistance of the enemy was going to display itself at this Dyle-position
en daarom bereiden de Duitschers hun aanval daarop grondig voor.
Ad 15 Mei.
Niet de reeds vermelde doorbreking van het Fransche le Leger (vecht-
wagenaanval de Duitschers vermeesteren daarbij Gembloux, halverwege
Namen-Waver), doch de doorbraak bij Sedan en de Duitsche overtocht
over de Maas in breed front tusschen Dinant en Namen doen gnl. Gamelin
reeds in den avond besluiten, de K.W. I-lijn te ontruimen. Het bevel daartoe
bereikt gnl. Billotte in den loop van den 16den.
De forten van Antwerpen, Namen en Luik (ten deele) houden stand.
Ad 16 Mei.
Van Sedan tot Namen woedt de strijd in het open veldzw. van eerst
genoemde plaats voeren de Franschen een tegenaanval uit, welke echter
wordt afgewezen.
Ad 17 Mei.
De Duitschers doorbreken de Fransche „tweede lijn" (het is zeer de vraag
of hier nog wel van een lijn kan worden gesproken) Sedan Maubeuge
en tusschen Gembloux en Waver de achterhoeden van het Ie Leger, dat in
den nacht van 16 op 17 Mei de K.W. I-stelling ontruimde. In den avond
staan zij voor Rethel en in Brussel.
Ad 18, 19 en 20 Mei, 21 Mei en 22 en 23 Mei.
In I.M.T. nr. 7 is vermeld, dat de Duitschers op 18 Mei Péronne, op den
20sten Doullens en Abbeville hebben bereikt. Liddell Hart geeft minder
snelle vorderingen opop 18 Mei de bovenloop van de Sambre en van de
Oise, op 19 Mei overschrijding daarvan en vermeestering van St. Quentin
en Le Cateau (20 km n. van Guise), dat Fransche troepen zouden hebben
heroverd, terwijl zij het 10, resp. 25 km ten o. daarvan gelegen Landrecis
en Avesnes zouden hebben weten te behouden.
Den 20sten Mei staan de Duitschers volgens Fransche berichten w. van
St. Quentin zelf geven zij op, dien dag den weg Péronne Kamerijk te
hebben bereikt en eerst op 21 Mei Amiens, Doullens, Abbeville en Atrecht
te hebben genomen. Dit is v.w.b. laatstgenoemde stad positief onjuisthet
staat vast, dat zij eerst in den morgen van 24 Mei door de Britsche troepen
is ontruimd. Juist is echter, dat de inderdaad op 23 Mei in z. richting inge
zette tegenaanval van Britsche en Fransche troepen z. van Atrecht strandt.
(Zie hiervoor de beschrijving van de episode „Atrecht" aan het slot van
deze chronologische aanvulling).
Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat de berichten omtrent het „bereiken"
van plaatsen slechts slaan op vooruitgesnelde elementen, die bij het ont
moeten van troepen van eenige sterkte konden worden afgewezen. Uit de
gegeven opsomming zou dan blijken, dat slechts de opmarsch van bedoelde
elementen na de doorbraak bij Sedan zoo snel heeft plaats gehad als men
aanvankelijk heeft gedacht. Waar de Geallieerde weerstand nog eenige be-
teekenis had, nam hun snelheid zeer af en werden zij geleidelijk ingehaald