1029 laatstgenoemden dag mede, dat 335.000 man zijn gered, waaronder 120.000 Franschen. Den 3den Juni beweren de Duitschers, in de Lage Landen in totaal 400.000 Nederlandsche, 500.000 Belgische en 330.000 Britsche en Fransche krijgsge vangenen te 'hebben gemaaktden volgenden dag stijgt het laatste cijfer tot 400.000. Het valt kwalijk te rijmen met de te Londen gedane mededeelin- gen. Van meer belang is dan ook het aanvullende gegeven, dat de Franschen op 27 en 28 Mei, 30 Mei en 4 Juni tegenaanvallen uitvoeren op de Duitsche bruggehoofden op den z. oever van de Scmme (zie ook onder Ad 24 Mei hiervoor en I.M.T nr. 8, blz. 804)Zij slagen in zooverre, dat den Duitschers verder doordringen wordt belet, doch bereiken niet het gestelde doel, den vijand op en over de rivier terug te 'drijven. Het ergste is, dat in deze, zonder steun van vliegtuigen uitgevoerde, tegenaanvallen vrijwel alle nog beschikbare Fransche, tot de hiervoor reeds vermelde divisie-de Gaulle behoorende, tanks en het grootste deel van de Britsche vechtwagens worden „opgebruikt". (Gnl. de Gaulle, die reeds in 1916 als kapitein onder gnl. Pétain het Croixz de Guerre verwierf, werd voor zijn daden bij Laon en Abbeville nogmaals daarmede begiftigd op een voorstel van gnl. Weygand. Ook de krijgsgeschiedenis is vol van ironie Ad 7 Juni. Op dezen dag vallen de Duitschers naar Fransche schatting aan met 40 divisies. In de omgeving van Péronne zetten zij 1000 vechtwagens in, ditmaal echter zonder steun van duikbommenwerpers en ook in kleinere verbanden dan tot dien gebruikelijk. Ad 8 Juni. De aanval bij Soissons is in eersten aanleg uitgevoerd door infanterie. Nadat de Franschen onder den druk daarvan den z. oever van de Aisne hebben losgelaten, zetten Duitsche vechtwagens den aanval voort. (De in fanterie heeft hier klaarblijkelijk den weg over de rivier moeten banen voor de tanks.) De vijand is tegenover het Xe Leger 20 divisies sterk hier wordt de in fanterie ingezet achter 7 pantserdivisies, waarvan 200 a 300 vechtwagens de raid op Foges-les-Eaux uitvoeren. Ad 11 Juni. De Duitschers bezetten St. Valéry en Caux, een havenplaats aan de Ka- naalkust, 24 km w. van de monding van de Béthune (zie de schets in I.M.T. 1940 nr. 8). Hierdoor verijdelen zij het plan, de troepen, welke op 5 Juni door het indrukken van het front aan de Beneden-Somme zijn afgesneden en al vechtend zijn teruggetrokken, te evacueeren. Het gros volgens Duitsche opgave 26.000 man, doch waarschijnlijker niet meer dan de helft daarvan geeft zich den volgenden dag over. Enkele duizenden weten echter te ontkomen, hetzij door zich overdag schuilend in grotten langs het bij vloed onderloopende strand naar het een 8 km oostelijker ge legen Veules te begeven, hetzij door zich daar in den nacht van 11 op 12 Juni langs aan elkaar geknoopte geweerriemen van de rotsen op het strand neer te laten. In denzelfden nacht en in den loop van den 12den Juni wor den zij ingescheept. Deze tweede, weinig bekende evacuatie moet, hoewel geringer van omvang, onder nog moeilijker omstandigheden zijn verloopen dan die te Duinkerken. Ad 12 Juni. De Duitschers bezetten Reims, Compiègne en Rouaan. Ad 13 en 14 Juni. Op 13 Juni beweren de Duitschers, reeds 100.000 krijgsgevangenen te hebben gemaakt. Zij bezetten Chalons sur Marne, den volgenden dag het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 59